zetten. Wij moeten aannemen, dat de over valler zich al geruime tijd op de hoogte had gesteld van de gang van zaken op het bijkan toor en dus ook wel zijn slag geslagen zou hebben, indien de geldtas onbeheerd in het bijkantoor was blijven staan. De vraag kan gesteld worden of het juist is, dat de kassier de hele kasvoorraad in de geldtas houdt. Aparte opberging van grote coupures bank biljetten deelt het risico. Och, na zo'n voorval gaan we allerlei wegen zoeken om het risico te verminderen. De een is daarin vindingrij ker dan de ander. Absolute veiligheid is moei lijk te verwezenlijken. Vergroting van de vei ligheid is te bereiken door zittingen op bijkan toren met twee personen te houden en het geld met tweeën te vervoeren. De fout van de kassier is, bij de geschiedenis van de overval, dat hij niet direct aan de poli tie kon meedelen hoe groot het ontvreemde bedrag was. Het is niet juist om een ongetelde hoeveelheid geld naar een zitting mee te ne men en dit om twee redenen. In de eerste plaats valt achteraf niet meer vast te stellen of een geconstateerd kasverschil op de zit ting is ontstaan of bij transacties op de bank zelf. Daardoor wordt het ook moeilijker een verschil op te sporen. In de tweede plaats, en dit is minstens zo belangrijk, kan er in geval van diefstal, verlies of brand tijdens het ver voer of tijdens de zitting gerede twijfel ont staan over de juistheid van het bedrag, dat achteraf als vermist wordt opgegeven. Het moet een vaste regel zijn, dat bij afzondering van kasgeld voor een zitting elders de hoe veelheid meegenomen kasgeld wordt vastge legd in tweevoud, waarna één specificatie in de brandkast of kluis bij het overige kasgeld wordt opgeborgen en de andere meegaat naar de zitting. Dan kan men na afloop vast stellen of er tijdens de zitting geen verschil len zijn ontstaan. Vervolgens kan meteen aangetekend worden met hoeveel geld de te rugreis naar het hoofdkantoor wordt aan vaard. 2231

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 21