gen hielden geen gelijke tred met de investe
ringen. De vraag naar krediet op lange termijn
bleef het hele jaar 1964 op hoog niveau, zij
het dat de stijging tegen het einde van het jaar
iets zwakker leek te worden. Het onvermijde
lijke gevolg hiervan was een stijging van de
rentevoet. Verscheidene keren hebben wij
ook in onze organisatie de rentetarieven moe
ten verhogen, zowel aan de debetzijde als aan
de creditzijde. Ondanks de verhoging van met
name de voorschotrente bleef de vraag naar
voorschotten echter zeer hoog. De uitstaande
voorschotten namen toe met rond 30%, een
stijgingspercentage dat nog nooit eerder in
onze organisatie geregistreerd was. De stij
ging zou nog krachtiger geweest zijn als de
aflossingen niet op een zo verheugend hoog
peil hadden gelegen, naar men kan aannemen
mede als gevolg van de verhoogde rente.
In de landbouw nam de vraag naar krediet
sterk toe, maar buiten de landbouw nog ster
ker. Dientengevolge nam de landbouw in het
totale bedrag van de nieuw verstrekte voor
schotten een iets geringere plaats in dan in
het voorgaande jaar. Het agrarische aandeel
zakte van 48 tot 44%. Niettemin blijft een zeer
groot deel van de bij onze banken beschik
baar komende middelen zijn weg vinden naar
de agrarische sector. In het aandeel van de
middenstand en andere niet-agrarische be
drijven kwam weinig verandering; het bleef
zich bewegen op ongeveer 20%. Werknemers
namen daarentegen een grotere plaats in.
Hun aandeel steeg van 28 tot 30%. Men zal
begrijpen dat dit allemaal nog voorlopige ge
gevens zijn. Zij laten echter al duidelijk zien
hoe de grote lijnen hebben gelopen. Ook de
door de boerenleenbanken voor woningfinan
ciering beschikbaar gestelde middelen zijn be
grepen in de drie genoemde groepen, te we
ten landbouwers, andere zelfstandigen en
werknemers. Alles bijeen was naar raming
ruim 40% van de verstrekte voorschotten be
doeld ter financiering van de bouw of de aan
koop van woningen.
Ook de kredieten in lopende rekening namen
in 1964 krachtig toe. Het stijgingspercentage
van de uitstaande kredieten lag rond de 20.
Dit is een globaal percentage. In de onder
scheiden landbouwgebieden liep het sterk uit
een. Met name de tuinbouwgebieden toonden
een wel zeer forse stijging, die tot 60% ging.
In de akkerbouwgebieden en weidestreken
was de toeneming minder sterk en in de ge
bieden met overwegend gemengd bedrijf lag
de stijging beneden het gemiddelde. Dit is niet
geheel en al te verklaren uit het inkomens
beloop in de verschillende takken van land
bouw. Vermoedelijk heeft ook de voorfinan
ciering van investeringen hier een rol ge
speeld.
De toeneming van de uitzettingen werd in de
loop van het jaar zo sterk, dat de Centrale
Bank zich genoopt voelde om ook in de agra
rische sfeer enige tijdelijke beperking aan te
leggen. Deze bestond hierin, dat hypothecaire
leningen voor bedrijfsdoeleinden niet meer tot
90%, maar tot 80% van de onderpandswaarde
verstrekt mochten worden. Ondanks deze
noodzaak tot tijdelijke beperking van het maxi
maal te verstrekken bedrag bij hypotheken,
is de uitbreiding van de typisch agrarische
kredietmogelijkheden in rekening-courant-
vorm doorgegaan. Zo is de mestkalveren-
financiering uitgebreid, met name wat het max
imale aantal kalveren betreft. Daarnaast is
een regeling voor de financiering van mest-
varkens ingevoerd, waarbij de mester vrij is
2185