Gelden van
minderjarigen II
RECHT EN WET
Zoals wij in het juli-augustusnummer van De
Boerenleenbank, blz. 2006-2007, aankondig
den is er wijziging gekomen in de wettelijke
bepalingen over het beheer van de ouder en
de voogd over het vermogen van de onder
hun toezicht staande minderjarigen. De des
betreffende wetswijzigingen zijn op 1 oktober
1964 in werking getreden. Ook voor de prak
tijk van de boerenleenbanken heeft de wijzi
ging gevolgen.
Zoals wij in het genoemde nummer reeds aan
gaven is de ouder of voogd in het algemeen
bevoegd om zonder machtiging van de kan
tonrechter gelden van een onder zijn toezicht
staande minderjarige te beleggen bij de Stich
ting Spaarbank van de boerenleenbank op
rekeningen ten name van de minderjarige.
Machtiging van de kantonrechter is nodig als
deze in een bepaald geval uitdrukkelijk een
voorbehoud gemaakt heeft en derhalve zijn
machtiging voor een dergelijke belegging als
voorwaarde heeft gesteld. Verder is zijn
machtiging altijd vereist wanneer gelden wor
den belegd op rekeningen met een opzeg
gingstermijn van meer dan een maand. Bij de
boerenleenbank komen dus in de praktijk al
leen gewone spaarboekjes en rente-spaar
boekjes in aanmerking voor belegging zonder
machtiging. Wanneer een ouder of voogd geld
van de minderjarige bij de Stichting Spaar
bank wenst te beleggen hoeft de bank niet te
onderzoeken of voor deze belegging een
machtiging vereist is. Zou deze vereist zijn
geweest, maar heeft de ouder of voogd toch
gelden belegd zonder machtiging, dan is hij
gehouden eventuele schade aan de minder
jarige te vergoeden. De belegging zelf is daar
door niet nietig.
Wanneer onder de oude wetgeving een kan
tonrechter machtiging verleende voor het be
leggen van gelden van minderjarigen bij de
Stichting Spaarbank stelde hij in de regel de
voorwaarde, dat over het door het boekje aan
gewezen tegoed alleen kon worden beschikt
na een van hem verkregen machtiging.
Volgens de nieuwe wettelijke regeling kan
de kantonrechter bepalen dat de ouder of
voogd zijn machtiging behoeft voor het innen
van vorderingen van de minderjarige, het dis
poneren over saldi bij giro- of kredietinstellin
gen daaronder begrepen. Wanneer de ouder
of voogd zonder machtiging heeft gedispo
neerd, waaronder thans ook dient te wor
den verstaan het opnemen in contanten,
kan deze rechtshandeling op vordering van
de zijde van de minderjarige nietig wor
den verklaard, tenzij de handeling hem geen
nadeel heeft berokkend of de wederpartij te
goeder trouw was. De nietigverklaring heeft
tot gevolg, dat ofwel de spaarrekening weer
moet worden tegoedgeschreven ofwel de
bank voor de tweede maal moet uitbetalen.
Waakzaamheid is dus geboden.
2162