De inspectie aan het woord op de najaarscursus zonder een vaste rente in de landbouw wor den aangewend. Aan een dergelijke oplossing kleven echter grote bezwaren. De inkomens situatie in de landbouw is van dien aard, dat de dividenduitkeringen ongetwijfeld zeer ge ring zouden zijn. Alleen daarom zou de vraag naar deze aandelen al minimaal zijn. En hoe zou de boer dit risicodragend vermogen aan wenden? Een jonge boer zou het onroerend goed met deze gelden kunnen financieren. Hij zou dan zelf wei van de waardevermeerde ring van dit onroerend goed profiteren maar het zou niet tot uitdrukking komen in het divi dend: het is slechts boekwinst, zolang het be drijf niet wordt opgeheven. De aandeelhouder draagt echter wel het bedrijfsrisico. Lijkt het op grond hiervan voor de jonge boer mis schien nog aantrekkelijk, toch moet men zich realiseren dat daarmee een zekere mate van toezicht en zelfs een zekere beslissingsbe voegdheid door anderen gepaard gaat. Het tweede programma-onderdeel betrof een behandeling door de heer Elfering van de vraag waarom en hoe de kredietverlening aan grenzen is gebonden. Enerzijds zal handhaving van een bepaalde interne liquiditeit het totaal van de uitzettin gen aan een maximum binden. Anderzijds kan het monetaire beleid van de overheid aan de omvang van de uitzettingen in bepaalde pe rioden tot beperking nopen. Dit laatste betreft de ook momenteel geldende bepalingen van de Nederlandsche Bank, die bedoeld zijn om een zekere afremming van de uitzettingen te bewerkstelligen. De boerenleenbankorgani satie kan hierdoor genoodzaakt worden om haar uitzettingsbeleid enigszins aan te pas sen. De recente maatregelen waarbij met na me de mogelijkheden van de Landbouwkre dietverzekering 'Eindhoven' werden beperkt zijn hiervan een voorbeeld. Daarbij is de fei telijke bedrijfsfinanciering echter zoveel mo gelijk gespaard. Als laatste onderwerp werden door ir. Zwart 2157

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 15