heden en van een doelmatige inrichting van de gebouwen. Het bleek wenselijk, dat de ver pachter meer belang krijgt bij verbeteringen op deze punten. Als de verpachter op zijn kos ten verbeteringen aanbrengt, dienen deze kosten in de vergoeding aan de verpachter tot uiting te worden gebracht. Van nu af aan zijn de mogelijkheden hiervoor aanzienlijk uitge breid. Ook voor de woningen of woongedeel ten, die bij een agrarisch bedrijf behoren, zijn de pachtprijsnormen aangepast. Op welke wijze zijn deze normen nu gewij zigd? Voor los land is een grotere spreiding tussen de hoogste en laagste kwaliteitsklas sen van grond ingevoerd, zodat voor betere gronden een hogere pacht kan worden ge vraagd. Om tegemoet te komen aan de ge stegen eigenaarslasten, die een gevolg zijn van de sinds 1958 verhoogde aanslagen van waterschappen en andere publiekrechtelijke lichamen, zijn de pachtnormen ook uit dien hoofde enigszins verhoogd. Bepaalde water schappen hebben de laatste tijd bovendien onderhoudswerken op zich genomen die vroe ger door de grondgebruikers zelf werden ver zorgd. Als dit het geval is, kan de grondkamer voortaan toestemming verlenen om de laatst genoemde extra-lasten van de verpachter - maar ook niet meer - in een toeslag op de pachtprijs tot uitdrukking te brengen. De pachtnorm voor gronden met gemiddelde ex terne omstandigheden is nu verhoogd met maximaal f 30 per hectare. Voor gronden met zeer goede externe omstandigheden komt er dan nog een extra-toeslag van ten hoogste f 20 per hectare. Voor tuingrond is een alge mene verhoging van 10% toegepast. Bij de aanpassing van de gebouwen is het tot voor kort geldende onderscheid naar akker- 2154 bouw, veeteelt en gemengde bedrijven ver vallen. Daartegenover is een nieuwe doelma tigheidsklasse 'zeer goed' ingevoerd. De gro tere spreiding in de pachtprijzen die hierdoor mogelijk is geworden, strekt zich naar boven uit tot ongeveer 35% boven die van de klasse 'goed'. Evenals vroeger zijn de pachtnormen voor de gebouwen afhankelijk van de opper vlakte grond die bij de gebouwen wordt ge ëxploiteerd, behalve als er naar verhouding weinig grond in gebruik is. In die gevallen zal de hoogst toelaatbare pachtprijs voor de be drijfsgebouwen gebaseerd zijn op een rede lijke vergoeding voor de gebruikswaarde. Een belangrijk nieuw element is gelegen in de vergoeding voor verbeteringen, die op kosten van de verpachter worden uitgevoerd. Tot nu toe werd de animo hiervoor geremd door de maximum-pachtprijs. Voor de pachter was het dikwijls al evenmin aantrekkelijk om de ver beteringen dan maar voor eigen rekening te nemen. Het gevolg was in zulke gevallen, dat er helemaal niets gebeurde. In het vervolg is de vergoeding voor dergelijke verbeteringen los gemaakt van de pachtprijsnormen. Voor waarde is daarbij, dat de verpachter de ver beteringen aanbrengt met toestemming van de pachter. De verpachter kan dus de pachter niet belasten met luxueuze of ondoelmatige investeringen. De grondkamer kan in zo'n ge val voortaan een toeslag toekennen tot een redelijk percentage van het in de verbeterin gen gestoken kapitaal. Ten behoeve van de woningen zijn de normen verhoogd met 121/2%. Dit percentage komt overeen met de laatste huurverhoging voor woningen in de niet-agrarische sector. Is de woning voorzien van centrale verwarming, dan is nog een toeslag mogelijk ten bedrage

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 12