stellen tot een beslissing te komen en begin
juni j.l. kwam de Raad overeen uiterlijk 15
december aanstaande besluiten te nemen
over de eenmaking van de graanprijzen. De
Europese Commissie heeft haar voorstellen
wat het niveau van de graanprijzen betreft
niet gewijzigd doch wel voorgesteld de ge
meenschappelijke graanprijzen - waarom
trent vóór 15 december de beslissingen ge
troffen zouden moeten zijn - pas met ingang
van 1 juli 1965 in te voeren.
Het ligt voor de hand, en telkens is dat ook
gebleken, dat Duitsland de grootste moeilijk
heden met deze voorstellen heeft. Aanvaar
ding daarvan zou inhouden een verlaging van
de graanprijzen over de gehele linie met on
geveer 10%. Maar de Duitse graanprijzen
zijn sedert 1952 niet veranderd ondanks het
feit dat in die periode het loonpeil, de niet-
agrarische inkomens en ook vele kosten aan
zienlijk hoger zijn geworden. Het is dus voor
de Duitse regering geen eenvoudige opgave
akkoord te gaan met een verlaging van de
Duitse graanprijzen, mede vanwege binnen
landse politieke overwegingen - onder ande
re de Bondsdagverkiezingen in 1965. En dit
verklaart ook waarom van haar kant steeds
maar getracht wordt de EEG-beslissingen op
de lange baan te schuiven. Maar daarmee is
juist Duitsland weer in andere ernstige moei
lijkheden terecht gekomen. Vrij algemeen
wordt, zeker buiten Duitsland, erkend dat de
positie van de EEG in de Kennedy-onderhan-
delingen buitengewoon moeilijk is wanneer
niet binnen enige maanden het niveau van de
EEG-graanprijzen wordt vastgesteld, omdat
de U.S.A. concessies op industrieprodukten
afhankelijk stelt van besluiten ten aanzien
van landbouwprodukten. Duitsland wordt zo
doende van vele kanten verweten dat het de
gehele Kennedy-onderhandelingen in erns
tig gevaar brengt. En Duitsland is juist bijzon
der gebrand op het slagen van deze onder
handelingen, onder meer met het oog op zijn
expansieve industrie en de grote behoefte
aan exportmogelijkheden voor zijn industrie.
Maar ook in Italië liggen de graanprijsvoor-
stellen niet zo gemakkelijk. Doorvoering daar
van zou inhouden dat in Italië de tarweprijs
lager wordt maar de prijzen van maïs en gerst
aanzienlijk hoger zouden worden. Voor een
verlaging van de prijs van tarwe, welke op
zeer vele ook kleine bedrijven wordt geteeld,
voelt men van Italiaanse kant weinig en een
aanmerkelijke verhoging van de voorgraan
prijzen komt Italië zeer ongelegen. Het ver
bruik van vele dierlijke produkten neemt in
dit land flink toe, de Italiaanse landbouw moet
zich in toenemende mate omschakelen van
plantaardige naar dierlijke produkten en Ita
lië is sedert kort in de EEG het land met de
grootste voergraanimporten. Dit proces van
omschakeling is, zo meent men in Italië, niet
gediend met verhoging van de Italiaanse voer-
graanprijzen.
Daar komt nog bij dat Italië zich steeds meer
zorgen maakt ten aanzien van de financiering
van het gemeenschappelijke landbouwbe
leid. Italië is, en wel in toenemende mate, im
porterend voor diverse landbouwprodukten
waarvoor heffingenstelsels gelden, bijvoor
beeld voergranen, zuivelprodukten, rundvlees,
veredelingsprodukten. Straks moeten de in
komsten uit deze heffingen bij invoer uit derde
landen naar Brussel worden overgemaakt; ze
zullen voor een groot deel aangewend worden
voor do financiering van exporten naar derde
landen: Italië vreest nu dat het veel meer gal-
2129