Het Europese Landbouwfonds Het Europese structuurbeleid is reeds gerui me tijd een onderwerp, dat veel aandacht heeft gekregen. Dit is niet ten onrechte want de door Brussel beoogde coördinatie van het structuurbeleid heeft ook voor ons land be paalde, soms diep ingrijpende, gevolgen. Daartoe behoort onder meer een nieuwe aanpak van de structuurverbeterende inves teringen, welke met behulp van subsidies van de EEG tot stand worden gebracht. Deze sub sidies worden in de vorm van kapitaalbijdra- gen ter beschikking gesteld door het Euro pese landbouwfonds, officieel Oriëntatie- en Garantiefonds geheten. Vanwege de groeien de betekenis van dit fonds voor de verbete ring van de landbouwstructuur lijkt het van belang om eens na te gaan hoe dit fonds werkt en waarin de betekenis voor ons land gelegen is. Het blijkt bovendien dat menigeen in de praktijk de indruk krijgt dat een waas van geheimzinnigheid de activiteiten van het fonds omgeeft. De oprichting van het fonds door de minister raad van de EEG vond dit jaar op 5 februari plaats. Zoals de naam reeds aangeeft, beoogt het fonds financieringen te verzorgen ten be hoeve van twee groepen van doeleinden. De afdeling garantie financiert de teruggave van bepaalde heffingen bij export alsmede de aankopen door daartoe gemachtigde instan ties ter ondersteuning van de prijzen. Wij zullen ons nu met deze afdeling niet be zighouden, maar onze aandacht richten op de afdeling oriëntatie. Deze afdeling is spe ciaal gericht op de financiering van structuur- verbeterende investeringen. Deze laatste moeten aan verschillende voorwaarden vol doen alvorens zij voor financiering door het fonds in aanmerking komen. De investering moet gericht zijn op aanpassing en verbete ring van de produktie-omstandigheden, op aanpassing en oriëntatie van de produktie, op aanpassing en verbetering van de handel in landbouwprodukten en verder op de ontwik keling van de afzet van landbouwprodukten. Is aan één van deze voorwaarden voldaan, dan kan men in aanmerking komen voor een subsidie van het fonds tot maximaal 25% van de kosten. Als bijkomende voorwaarde geldt dat degene voor wiens rekening de investe ring wordt verricht zelf voor minstens 30% aan de financiering deelneemt. Bovendien moet de overheid in het desbetreffende land een financieringsbijdrage leveren. Gezien het grote aantal structuurverbeteren de investeringen die op het programma staan, heeft men bij de indiening van aanvragen voor subsidies van het fonds een keuze moe ten maken. Daarbij werd aansluiting gezocht bij het in ons land bestaande beleid op het gebied van de agrarische infrastructuur, voor- 2114

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 20