doeleinden zijn dan ook verhoogd. Voor cul
tuurtechnische werken is deze verhoging zelfs
f 59 miljoen. Dit is een stap in de goede rich
ting, maar ook niet meer. Het is met de ruil
verkaveling, waarvoor een verhoging van f 25
miljoen is gereserveerd, immers niet zo goed
gesteld. Er is nog allerminst sprake van even
wicht tussen de jaarlijks goedgekeurde en de
jaarlijks gereedgekomen oppervlakte. Laatst
genoemde blijft aanzienlijk achter. Het ziet er
naar uit dat deze toestand nog ongunstiger
wordt omdat er steeds meer geldgebrek ont
staat bij het voltooien van reeds in uitvoering
genomen projecten. Bedenkt men verder nog,
dat de voor ruilverkaveling aangevraagde op
pervlakte per eind december 1963 ongeveer
1,2 miljoen hectare bedroeg, dan blijkt het
geldgebrek wel grote vormen aan te nemen.
Juist nu het saldo van het Landbouw-Egalisa-
tiefonds zich in zo'n gunstige richting ontwik
kelt, kan men zich afvragen of er voor ruilver
kavelingsdoeleinden nog niet iets meer in zat.
Even belangrijk als de ruilverkaveling vindt de
minister het ontwikkelings- en saneringsfonds.
Wel hadden wij in het betoog van de minister
over het fonds liever iets meer inlichtingen
over de werking van het fonds in de naaste
toekomst vermeld gezien. Ook op bepaalde
bezwaren, die aan de uitvoeringsregelingen
kleven, gaat de minister niet in. Men zal ove
rigens van het structureel belangrijke punt
van de bedrijfsvergroting van het fonds voor
lopig nog niet zoveel merken. Waarschijnlijk
zal de dit jaar vrijkomende grondoppervlakte
een gemiddelde bedrijfsvergroting van slechts
0,6% teweegbrengen.
Verder spreekt de minister zijn erkentelijk
heid uit over het feit dat het structuurbeleid
in nauwe samenwerking met het georgani
seerde bedrijfsleven tot ontwikkeling kan
worden gebracht.
Over het verloop van de rentabiliteit in de
landbouw merkt de minister op dat dit in op
waartse richting is omgebogen. Afgezien van
het arbeidsinkomen per ondernemer in de
akkerbouw, is dit juist en het ziet er naar uit
dat het jaar 1964/1965 de conclusie van de
minister zal ondersteunen. Deze verheugen
de feiten zijn mede ontstaan door het beleid
van minister Biesheuvel. Behoudens de hier
boven gemaakte kanttekeningen bij de begro
ting kunnen wij dit recente stuk alleszins
waarderen.
2113