De landbouwbegroting
Slechts twee zinnen werden in de Troonrede
aan de landbouw gewijd. Zij luidden: 'In de
landbouw voltrekken zich ingrijpende structu
rele wijzigingen die een grote inspanning van
het agrarische bedrijfsleven vergen. De rege
ring zal deze ontwikkeling met een veelom
vattend structuurbeleid blijven volgen'. In zijn
inleiding in de Memorie van Toelichting geeft
minister Biesheuvel hierop een aanvulling.
Daarin betoogt de bewindsman, dat door de
wijzigingen in het maatschappelijk leven, door
de snelle economische groei buiten de land
bouw en door de ontwikkelingen op het Euro
pese vlak de agrarische ondernemers zich in
toenemende mate voor vragen zien geplaatst,
waarop het voor velen van hen moeilijk of
zelfs onmogelijk is individueel een juist ant
woord te geven. Na geconstateerd te hebben
dat de centrale overheid hier een eigen ver
antwoordelijkheid heeft, meent de minister
daarom aan het structuurbeleid in al zijn fa
cetten de nodige prioriteit te moeten geven.
Deze passages typeren het accent dat op het
structuurbeleid wordt gelegd. Het is inderdaad
kenmerkend voor de hedendaagse agrarische
politiek, dat de nationale bevoegdheden op
het gebied van de markt- en prijspolitiek af
nemen en het structuurbeleid steeds be
langrijker wordt. De mogelijkheid om markt
en prijspolitieke maatregelen te nemen wordt
beperkt door de voor de meeste produkten
reeds bestaande gemeenschappelijke regle
menten. Ook is een zekere zelfbeheersing op
het gebied van de prijzen vereist vanwege
onze exportafhankelijkheid. Op het gebied
van de structuurpolitiek zijn de mogelijkheden
groter. In Brussel is men daarmee nog niet
veel verder dan de voorbereiding van een in
ventarisatie. De bedoeling is om wel tot een
zekere coördinatie te geraken, maar niet om
een vorm van gemeenschappelijk structuurbe
leid te scheppen. Aan de kostenkant van de
agrarische produktie spelen de structuurver
beteringen niettemin een grote rol. Wil Ne
derland zijn voorsprong op de andere landen
handhaven, dan zal er op dit gebied binnen
een bepaald tijdsbestek nog veel moeten ge
beuren. Men vangt dan als het ware twee vlie
gen in een klap: door verbetering van de ex
terne produktieomstandigheden zal de interne
aanpassing - de bedrijfsaanpassing - een ho
ger nut afwerpen.
De vraag is nu of de minister voor het ko
mende jaar een programma heeft ontvouwd
dat redelijkerwijze mocht worden verwacht.
In het algemeen kan deze vraag bevestigend
worden beantwoord. Enerzijds vermeldt de
begroting de gevolgen van het EEG-beleid en
anderzijds is het bedrag dat voor cultuurtech
nische werken is uitgetrokken zodanig ver
hoogd, dat dit bijna een derde deel f 200 mil-
2111