tering. Een voorstel hiertoe in het Amerikaan se congres werd met slechts twee stemmen verschil verworpen. De Amerikaanse rege ring voelde niet voor een dergelijke import beperking, omdat dit volkomen zou indrui sen tegen haar houding en actie ten opzichte van de Kennedy-ronde. Zij wilde in het ka der van deze onderhandelingen waarborgen krijgen dat Westeuropese landen, met name de E.E.G., de importen van Amerikaanse agra rische produkten niet zouden verminderen maar integendeel zouden vergroten. Wanneer nu de U.S.A. voor een zo belangrijk produkt als rundvlees zelfde invoer zou beperken, zou zijn positie ten opzichte van de E.E.G. wel heel zwak worden. De oplossing van dit probleem zocht de Ame rikaanse regering in het afsluiten van over eenkomsten met de belangrijkste exportlan den: deze landen zouden zich moeten ver plichten per jaar niet meer dan bepaalde hoe veelheden vlees naar de Verenigde Staten uit te voeren; de U.S.A. zou dan geen (nieu we) invoerbelemmeringen toepassen. Uitein delijk en dank zij enige pressie door de U.S.A. op hen uitgeoefend, verklaarden verschillen de uitvoerlanden zich bereid hun vleesex porten naar de U.S.A. binnen bepaalde limie ten te houden. Maar de acties vanuit veehou derijkringen tegen de grote vleesimporten bleven aan de gang en (mede vanwege de komende presidentsverkiezingen) moest de regering wel proberen om de positie van de veehouders te verbeteren. Ze zag mogelijk heden hiertoe in de intussen volkomen gewij zigde marktsituatie in West-Europa. Sedert medio 1963 was daar namelijk de si tuatie van een overvoerde slachtvee- en rund vleesmarkt snel omgeslagen in een situatie van een tekort en hoge prijzen. Argentinië, dat 11/2 jaar lang zijn veestapel op een gefor ceerde wijze had verkleind, moest zijn vee stapel weer aanvullen (de rundveestapel was van 43,5 miljoen stuks in 1960 teruggevallen op 41,8 miljoen stuks in 1963). De marktaan- voeren werden in dit land zo gering, dat er grote moeilijkheden ontstonden: de prijzen liepen sterk omhoog, de consumenten klaag den over de hoge prijzen, de vleesfabrieken en exporteurs klaagden over de geringe aan voeren, enz. De regering moest onder an dere in verband met haar prijs- en loonbeleid vleesloze dagen invoeren én de exporten beperken. De uitvoer van rundvlees naar Groot-Brittannië, welke in het eerste halfjaar 1963 bijna 140.000 ton bedroeg, verminderde tot nog geen 80.000 ton in de eerste zes maan den van 1964. Mede daardoor liepen de slachtveeprijzen in Engeland sterk op en ook omdat vanuit E.E.G.- landen vee-aankopen in Engeland werden ge daan. Wel leverde Australië en de Ierse Re publiek wat grotere hoeveelheden dan één jaar eerder, maar van allerlei kanten werd de Britse regering onder pressie gezet: de uit voer naar het continent zou moeten worden beperkt. Aan deze pressie gaf de regering echter geen gevolg: de exporten mochten blijven doorgaan. Vanaf najaar 1963 was er in de E.E.G.-landen een schaarste aan rundvlees, vooral tengevol ge van een gestegen vraag cn geringere aan voeren; speciaal in Italië en Frankrijk bleek de produktie beneden de verwachtingen te liggen. Italië moest steeds grotere hoeveel heden vlees tegen hoge prijzen invoe ren, hetgeen mede oorzaak was van de ver slechtering van de Italiaanse betalingsbalans. 2054

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 28