De betekenis van de vestigingsplaats In Ariadne, weekblad voor reclame en mar keting, van 20 mei j.l. is een artikel verschenen, dat onder het hoofd 'Pionierswerk op punt van marketing van banken' de aandacht vestigt op het onderzoek, dat door onze Centrale Bank, met welwillende medewerking van onze aangesloten boerenleenbanken, is en wordt verricht naar de motieven die leiden tot het opnemen van contact met de boerenleenbank. In het jaarverslag van onze Centrale Bank (pag. 9-10) werd van dit onderzoek reeds ge wag gemaakt voor zover dit mogelijk was aan de hand van de voorlopige bewerking van de verzamelde gegevens. Wij zullen deze gege vens, die ook door 'Ariadne' vermeld worden daarom hier niet herhalen. De vermelding van Ariadne dat de boerenleenbank als eerste bank een rapport uitbrengt over een motieven- onderzoek is, overigens tot onze SDijt, niet juist. De Rotterdamsche Bank heeft een soort gelijk onderzoek gehouden en de eerlijkheid gebiedt ons te zeggen, dat deze instelling de haar ter beschikking staande gegevens eer der - in haar jaarverslag - publiceerde. 1994 Het artikel in Ariadne bevat echter nog enkele andere opmerkingen, los van het onderzoek door de Centrale Bank, die wij onze boeren leenbanken niet willen onthouden. Reeds eer der is er op gewezen, zo stelt Ariadne, dat juist de ligging van de bank en haar bijkanto ren tot dusver voor de buitenstaander nog het wezenlijkste punt is, waardoor de ene bank zich van de andere onderscheidt. Van bestaan de bindingen van bepaalde kringen moet men zich niet al te veel voorstellen. Wanneer een potentiële klant een bank nodig heeft zal hij in de meeste gevallen die bank kiezen, die hem wat ligging betreft het beste schikt. Blij ken de openstellingsuren van de dichtstbij zijnde bank hem niet te gerieven, dan zal hij de op een na dichtstbijzijnde bank kiezen. Het zal voor velen Uwer een genoegen zijn van het bovenstaande te hebben kennisgeno men. Het is immers een bevestiging van dat gene, wat onze boerenleenbanken reeds en kele jaren de juiste wijze achten om tot gro tere ontwikkeling te komen. Niet het neerzet ten van een bankgebouw omdat het daar nu juist zo goed uitkomt, maar het weloverwogen wikken en wegen waar het het beste staat voor de relaties. Hetzelfde geldt voor de bij kantoren. Verdient een nieuwe wijk de voor keur of een bestaande? Of verdient de schei ding tussen oud en nieuw de voorkeur? Wij zijn van mening, dat dit niet zonder meer met ja of nee te beantwoorden is. Dit zal steeds weer opnieuw plaatselijk bezien dienen te wor den. Wel is het buiten discussie, dat men een 'markt' tot zijn beschikking dient te hebben, die op den duur tot een rendabele vestiging leidt. Daarbij willen wij nog op een ander punt wijzen. Wij hebben bemerkt, dat bij sommige van onze

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 16