Rentestijging en
uitleenbeleid
In de ontwikkeling op de financiële markten
is de laatste weken een versnelling ingetreden
ten gevolge van de aankondiging van een
nieuwe staatslening. Tot dan toe was de ont
wikkeling, na de snelle rentestijging in de
laatste maanden van het vorige jaar, vrij ge
leidelijk geweest. Twee markante punten in de
beweging gedurende de eerste helft van 1964
waren de beide discontoverhogingen van de
Nederlandsche Bank, de eerste in januari en
de tweede in juni. Ofschoon deze twee ver
hogingen eerder met de geldmarkt dan met de
kapitaalmarkt te maken hadden, is er toch
wel zo veel verband tussen die beide markten,
dat men van een gemeenschappelijke onder
stroom kan spreken. Deze onderstroom is met
één woord te karakteriseren: verkrapping.
Was de rentestijging tegen het einde van 1963
voornamelijk veroorzaakt door bepaalde ver
wachtingen van het kredietbehoevende en be
leggende publiek, in de loop van 1964 zijn deze
verwachtingen geleidelijk bewaarheid en zijn
het steeds meer de feitelijke omstandigheden
geweest, die de rente hebben doen stijgen.
1990
Als een van de belangrijkste omstandigheden
mogen wij zeker de overbesteding noemen.
Men hoort dit woord niet veel vallen, maar
desondanks is het buiten kijf dat Nederland
momenteel meer besteedt dan het produceert.
De vraag naar goederen en diensten voor con
sumptie en investeringen is zo groot, dat zij
de produktiecapaciteit overtreft en aanvulling
vanuit het buitenland noodzakelijk maakt. De
betalingen van de Nederlandse volkshuishou
ding aan het buitenland zijn dientengevolge
groter dan de ontvangsten uit het buitenland.
Het is niet onwaarschijnlijk, dat het tekort in
het internationale betalingsverkeer voor het
jaar in zijn geheel hoger zal zijn dan het be
drag van f 1 miljard, dat aanvankelijk geraamd
werd. Dit betekent dat er gemiddeld per maand
een bedrag van f 100 miljoen naar het buiten
land wegvloeit. Hierin ligt een belangrijke oor
zaak van het gebrek aan financiële middelen
in onze economie.
Het is theoretisch denkbaar, dat de banken
zo veel nieuw giraal geld in omloop zouden
brengen, dat daardoor het verkrappende effect
van de overbesteding te niet gedaan zou wor
den. Praktisch is dit echter onmogelijk, niet
alleen door de snelheid waarmee de verkrap
ping zich voltrekt, maar ook en vooral door de
politiek van de Nederlandsche Bank, die de
particuliere banken belet om hun activiteiten
in een zo hoog tempo uit te breiden.
Het gevolg is, dat de financieringsmiddelen
steeds schaarser worden, terwijl de vraag
blijft toenemen. De prijs, die men voor finan
cieringsmiddelen moet betalen in de vorm van
rente, wordt dan ook voortdurend hoger. Op
de geldmarkt worden voor daggeld tarieven
gevraagd, die in jaren niet zo hoog zijn ge
weest. In de eerste helft van juli is het daggeld-