zou zijn. Wij zijn en blijven van mening, dat
een redelijke mate van concurrentie in het
economische leven en in de financiële wereld
in het bijzonder, gezond is voor ontwikkeling
van de maatschappij en voor de bevordering
van het algemeen welzijn. Wij hebben dan
ook de indruk, dat de motieven met betrek
king tot het buitenland bij deze fusiebesluiten
de doorslag hebben gegeven.
Alhoewel de twee nieuwe bankcombinaties
voor Nederlandse begrippen reusachtige om
vang zullen hebben, zullen zij in Europees
verband nog maar juist groot genoeg zijn om
als gelijkwaardigen met de grootste banken
van West-Europa op te treden. De grootste
Belgische bank zal altijd nog een tikkeltje
groter zijn dan de nieuwe Amsterdam-Rotter
dam Bank. In Frankrijk, Duitsland, Italië en
nog verscheidene andere Westeuropese lan
den zullen alles bijeen altijd nog een 15 ban
ken bestaan, groter dan de grootste in Neder
land. Het is voor de positie van Nederland in
het internationale economische verkeer van
belang, dat de Nederlandse banken van de
zelfde orde van grootte zijn als hun collega's-
concurrenten in overig West-Europa.
Wij zelf als landbouwkredietinstelling voe
len ons door deze geruchtmakende fusies
geenszins bedreigd. Wel zullen wij er reke
ning mee moeten houden, dat de handels
banken in hun nieuwe structuur zich in ver
sterkte mate zullen richten op het platteland.
De vestigingspolitiek van de Rotterdamsche
Bank was daarop in de laatste jaren al ge
richt. De Amsterdam-Rotterdam Bank zal
straks in Nederland beschikken over een net
van 597 bijkantoren en filialen. Thans hebben
de vestigingen van handelsbanken van het
platteland veelal nog niet de allure, die de
boerenleenbanken door hun bouwactiviteit
van de laatste 10 jaar meer en meer zijn gaan
vertonen. Wij moeten er evenwel op rekenen,
dat de toekomstige vestigingen van de groot
ste handelsbanken tenminste van gelijke al
lure zullen zijn als de kantoren van onze eigen
organisatie. Dit zal slechts één aspect zijn van
de verscherpte concurrentie die ons te wach
ten staat. Wij zullen deze concurrentie moe
ten opvangen door met nieuwe energie voort
te gaan op de weg die wij reeds lang begaan,
de weg van een zo goed en zo uitgebreid mo
gelijk dienstbetoon met behoud van het per
soonlijke karakter dat daaraan steeds eigen is
geweest. Wat dit betreft stelt de Centrale
Bank het volste vertrouwen in de plaatselijke
functionarissen. Van haar kant zal de Centrale
Bank voortgaan met haar activiteiten terzake
van voorlichting en opleiding, die onontbeer
lijk zijn voor het goede samenspel tussen de
centrale en de plaatselijke banken.
Voor onze eigen organisatie en eveneens
voor de kleine handelsbanken zien wij overi
gens in de fusies van de grootbanken nog een
lichtpunt. Onder de cliënten zijn er velen, die
zich er niet toe aangetrokken voelen, om met
dergelijke mammoets in relatie te treden. Juist
de kleine banken zullen nu meer kansen krij
gen op cliënten, die zich thuis voelen in hun
sfeer en die bij hen de persoonlijke dienst
verlening krijgen, die zij zelf het meest op
prijs stellen.
1957