Bank-fusies De Nederlandse financiële wereld is in de eerste weken van juni verrast door de fusiebesluiten van de grootste vier banken van ons land. Als eerste kwam het bericht door, dat de Nederlandsche Handel-Maat- schappij een fusie zal aangaan met de Twent- sche Bank. Binnen een week nadien volgde het bericht, dat ook de Amsterdamsche Bank en de Rotterdamsche Bank een fusie zouden aangaan. Er zijn echter redenen om aan te ne men, dat de plannen van de Amsterdamsche en Rotterdamsche Bank van iets oudere da tum zijn dan die van de Nederlandsche Han- del-Maatschappij en de Twentsche Bank. Het verschijnen van geruchten op de beurs heeft de publikatie van beide verhaast. Nadat de fusies tot stand zullen zijn gebracht zal de nieuwe Amsterdam-Rotterdam Bank de grootste bankinstelling in ons land zijn. Haar balanstotaal zal uitkomen op ongeveer 5,4 miljard. De andere combinatie, waarvan de nieuwe naam op het moment dat wij dit schrij ven nog niet bekend is, zal een balanstotaal hebben van 4,9 miljard. In de Nederlandse 1956 verhoudingen zijn de nieuwe combinaties dan mammoetbanken geworden. Met één slag laten zij alle andere handelsbanken ver achter zich. De derde in grootte zal de Nederland sche Middenstandsbank zijn met een balans totaal van f 1,2 miljard, gevolgd door de Hol- landsche Bank-Unie met 1,1 miljard. Een aparte plaats blijft onze eigen organisatie met haar zusterorganisatie innemen. Het balans totaal van de organisatie van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht beloopt 4,6 miljard en dat van onze eigen organisatie bedraagt f 2,8 miljard. Wat hun balanstotaal betreft, nemen de landbouwkredietorganisa ties voortaan een middenpositie in tussen de twee reuzen aan de ene kant en de overige handelsbanken aan de andere kant. Het perscommuniqué, waarin de fusie van de Amsterdamsche Bank en van de Rotterdam sche Bank werd bekend gemaakt, vermeldt motieven van binnenlandse en buitenlandse aard. Onder de motieven van binnenlandse aard komt ook het reeds meer gehoorde argu ment van de branchevervaging voor. Met na me worden de landbouwkredietinstellingen ge noemd en wordt gezegd, dat de handelsban ken steeds meer concurrentie van hen on dervinden doordat de landbouwkredietinstel lingen zich buiten het agrarisch terrein gaan begeven. Wij hebben het gevoel, dat ons als landbouwkredietinstelling een hele eer wordt aangedaan als wij moeten aannemen dat onze activiteiten mede de totstandkoming hebben bevorderd van zulke mammoetconstructies als die waarvan wij thans getuige zijn. Wij hadden niet zozeer de indruk, dat in ons optreden voor de handelsbanken een zodanige dreiging gelegen zou zijn dat zij alleen met maatrege len van deze omvang afdoende te weerstaan

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 6