beslissingen te treffen. De richtprijs voor tarwe wordt met 2,35 per 100 kilogram ver hoogd; daarmee komt de Nederlandse richt prijs op het niveau van het plan-Mansholt. De broodprijs zal echter niet verhoogd worden, omdat de verhoging van de tarweprijs voor de consumenten zal worden opgevangen door een verhoging van de subsidie. Ook de prijzen van de voedergranen worden verhoogd en wel geleidelijk via een staffe ling in de drempelprijzen, de prijzen die de basis vormen bij de vaststelling van de hef fingen bij invoer. Deze geleidelijkheid wordt betracht om de voergraanprijzen niet ineens aanmerkelijk te doen stijgen, onder andere met het oog op de consequenties voor de veehouderij. De prijzen van gerst en haver zullen uiteindelijk, dit wil zeggen vanaf april aanstaande, 2,50 per kilogram hoger zijn dan die van de oogst 1963/1964; voor rogge, maïs en sorghum bedraagt de prijsverhoging 3. Deze verhogingen komen overeen met rond 50% voor gerst en haver en rond 35% voor de overige granen van de verhogingen, die uit de toepassing van het plan-Mansholt zouden zijn voortgevloeid. De graantoeslag lichte gronden bedraagt 175 per hectare, evenals in 1963/64, maar zal daarna in de loop van zes jaar worden afgebroken. Te vermel den valt ook nog dat de verwerkingstoeslag voor vlas op 160 per hectare is gehandhaafd. Scheef We gaan ervan uit dat de hogere Neder landse voergraanprijzen per 1 juli of als dat niet zou kunnen toch uiterlijk per 1 augustus aanstaande tot uiting zullen komen in een aanpassing, dit wil zeggen in een verlaging van de heffingen op de Nederlandse dierlijke 1978 veredelingsprodukten in het handelsverkeer tussen de EEG-landen onderling. Dit is con form de resolutie van de Raad, vorig jaar aan vaard. Het is ook noodzakelijk om te voor komen dat de concurrentie-verhoudingen, wat de veredelingssectoren betreft, nog schever worden dan ze nu reeds in menig opzicht zijn. Via allerlei wegen, ook via de modaliteiten van de heffingsregelingen, hebben verschil lende EEG-landen aan hun varkens- en pluim veehouderij een extra bescherming verleend, die veel groter is dan overeenkomt met de hogere voergraanprijzen. Dit is overduidelijk gebleken in de eierensector, waar de over matige bescherming in Duitsland en Italië ge leid heeft tot een aanzienlijke uitbreiding van de produktie. Hierin ligt de voornaamste oor zaak van de abnormaal lage, verlieslatende eierprijzen. Een verdergaande belemmering van de eierimporten uit de derde landen heeft weinig zin en zal ook niet veel effect sorteren: het aanbod in de EEG is en blijft voorlopig te groot. Nationale maatregelen om de posi-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 28