De vorige lening, eveneens groot 100 mil
joen, met een rente van 5% per jaar, werd
echter uitgegeven tegen de koers van 99%.
De overige voorwaarden waren gelijkluidend.
Storting vond plaats op 12 maart.
Op deze eerste lening was de toewijzing zeer
gering. Er bestond toen namelijk een opmer
kelijke belangstelling, onder meer van de zij
de van particulieren. Deze vraag was wel
zeer begrijpelijk gezien het feit, dat dit de
eerste openbare lening was in de overheids
sfeer, die met een rentetype van 5% op de
markt kwam. Hiermede was het grote rente-
verschil met de aanbiedingen die uit het bui
tenland kwamen een stuk verminderd. Daarbij
moet men nog in aanmerking nemen dat be
legging in Nederlandse obligaties het wissel
koersrisico uitschakelt.
Op 25 maart kwam intussen de staat nog met
een 5% lening op de markt, die a pari werd
uitgegeven. Achteraf werd het bedrag van
die vrije emissie vastgesteld op 400 mil
joen, waarmee de vraag slechts voor een ge
ring gedeelte werd bevredigd.
Al met al zien we dus, dat de nieuwe lening
van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten
op hetzelfde niveau is gebleven van het se
dert het begin van het jaar geldende rente
type. De uitgiftekoers echter werd hoger
gesteld dan de eerste B.N.G.-lening en%%
beneden genoemde staatsemissie. Over het
algemeen had men de hoop en de verwach
ting gekoesterd, dat de uitgiftekoers minder
zou zijn afgeweken van die van de eerste
B.N.G.-lening. Deze teleurstelling kondanook
haar weerspiegeling vinden in het inschrij
vingsresultaat. Al was de lening wel overte-
kend, van een groot succes kon echter zeker
niet worden gesproken.
1976