mogelijk een kandidaat uit het Oosten van het
land voor te stellen. Verspreid applaus volgde
op deze woorden. De voorzitter antwoordde,
dat hij zich het standpunt van de heer Jansen
kon indenken. Dit aspect was in de raad van
toezicht ook besproken en daarbij was de toe
zegging gedaan, dat in de toekomst ernstig
rekening gehouden zal worden met de verte
genwoordiging van het Oosten des lands. De
mogelijkheid om met de geografische sprei
ding rekening te houden is nu eenmaal niet
altijd aanwezig. Bij de voordracht van de heer
Hermus was ook overwogen, dat hij be
schouwd kon worden als exponent van West-
Brabant en Zeeland, landstreken die in ver
scheidene opzichten verschillen van Midden-
en Oost-Brabant. Als zodanig kon de heer
Hermus beschouwd worden als een verlate
opvolger van de heer Moors, oud-lid van de
raad van toezicht. De heer Jansen ging met
de toezegging van de voorzitter gaarne ak
koord.
Vervolgens kwam aan de orde het voorstel
tot wijziging van het besluit van 3 mei 1962
inzake de uitbreiding van de verzekering te
gen schade, ontstaan door wanprestatie van
de kassier of diens assistenten, tot alle schade,
die kan ontstaan door wanprestatie van de
kassier, het andere administratieve personeel
en de leden van het bestuur. Hierover werd het
woord gevraagd door de heer Borst uit Zwolle.
Deze sprak zijn voldoening uit over de uit
breiding van de verzekering, die in het voor
stel voorzien was en die een betere vrijwaring
van de bank tegen mogelijke schade zou ver
wezenlijken. Hij voerde echter bezwaren aan
tegen het opnemen van bestuursleden in de
verzekering. De bestuursleden behartigen hun
zaak naar beste weten en kunnen, zo zei hij.
Zij zijn zich bewust van menselijke tekortko
mingen maar voor daaruit voortvloeiende
schade zijn zij aansprakelijk als lid van de
bank en hoeven zij, in zijn gedachtengang, niet
nog eens aansprakelijk gesteld te worden als
bestuurslid. Deze aansprakelijkheid is niet
aanvaardbaar, zo preciseerde de heer Borst,
indien de bestuursleden te goeder trouw
gehandeld hebben. Is er kwade trouw aan
wezig, dan kunnen de leden de schade op
hun bestuursleden verhalen. In plaats daar
van werd nu een vorm voorgesteld, waar
bij de bank verzekerd zou zijn en de ver
zekeringsmaatschappij verhaal kan zoeken
op degenen, die de schade veroorzaakt heb
ben, met inbegrip van de bestuursleden.
Dit achtte de spreker niet aanvaardbaar en
hij sprak zich dus uit tegen dit deel van
het voorstel. Hij achtte een dusdanige re
geling wenselijk, dat er na de uitkering
van de verzekeringsmaatschappij geen ver
haalsrechten meer zouden bestaan. Ook vond
hij de maxima, die in het voorstel voor de
schadeuitkering zijn opgenomen, aan de lage
kant. Applaus van de vergadering deed blij
ken van instemming met de woorden van de
heer Borst.
De voorzitter verleende daarop het woord aan
de heer Van Campen, algemeen directeur van
de Centrale Bank. Deze wees er met nadruk
op, dat er geen schade in de zin van de nu
voorgestelde regeling ontstaat als er met
inachtneming van de interne voorschrif
ten is gehandeld. De schade die ook dan nog
kan ontstaan, komt ten laste van de boeren
leenbank zelf of van de daartoe strekkende
fondsen van de Centrale Bank, zonder dat de
verzekering in werking treedt. In het aan de
orde zijnde voorstel gaat het echter uitslui-
1897