die van ons als belangrijk onderdeel van het nationaal financieel bestel mag worden ver wacht. Ik twijfel niet eraan, dat onze beheerders en kassiers voor dit standpunt begrip zullen kun nen opbrengen, ook indien zij in het directe eigen belang van de eigen boerenleenbank wel eens anders zouden willen. Nieuwe spaarvormen en nieuwe spaarregelingen Het is duidelijk, dat onze ruimte voor het doen van uitzettingen slechts dan kan worden ver groot, indien wij over meer middelen en zulks met name in de vorm van spaartegoeden, zou den kunnen beschikken. De voorzitter van het bestuur heeft in verband daarmede reeds ge wezen op het door de Centrale Bank gevoerde beleid met betrekking tot de credit-rentetarie- ven voor spaarrekeningen en de spaarpropa- ganda, die door de Centrale Bank in samen werking met de boerenleenbanken wordt ge voerd. Hij heeft de veronderstelling uitgesproken, dat die maatregelen reeds succes zouden hebben opgeleverd in de maand maart. Op grond van de eerste aanwijzingen, die wij hebben om trent het verloop van de besparingen in april, menen wij daarin een bevestiging te mogen zien van die veronderstelling. Deze wettigen de verwachting, dat het spaaroverschot van april, die in het algemeen de slechtste spaar- maand is, hoger zal zijn dan het spaarover schot van april 1963. Tot het door ons gezamenlijk gevoerde beleid kan ook worden gerekend het met wijs com mercieel inzicht in toepassing brengen van de verschillende nieuwe spaarvormen met hogere rentetarieven dan voor de van ouds bekende spaarboekjes voor dadelijk opvraagbare spaargelden. De meeste bekende nieuwe spaarvormen zijn het beleggingsboekje a 3%% en het 4% deposito-boekje. Hiervoor gelden bepalingen inzake minimum inleg en beperkte opvraagbaarheid, die wij bij de tra ditionele spaarboekjes niet kennen. Naast die bijzondere spaarvormen kennen wij spaarre gelingen, zoals de jeugdspaarregeling, de ambtenarenspaarregeling en de bedrijfsspaar- regelingen. Over deze laatste zou ik nog iets willen zeggen. In de afgelopen jaren is van de zijde der Cen trale Bank veel aandacht besteed aan de in schakeling van de boerenleenbanken bij het bedrijfssparen. Voor de ontwikkeling van het boerenleenbankwezen is deze spaarvorm van zeer groot belang. Daardoor worden immers contacten gelegd met spaarders uit andere bevolkingsgroepen en wordt derhalve de wer kingssfeer van de boerenleenbanken ver breed. De medewerking van een boerenleen bank aan een dergelijke bedrijfsspaarregeling eist echter, dat de hand wordt gehouden aan de bepalingen, welke daarin zijn vastgelegd. Wij hebben de indruk - het spijt ons dit te moeten vaststellen - dat dit bij sommige boe renleenbanken niet altijd met de vereiste zorg vuldigheid gebeurt. Daarom zou ik de kassiers nog eens met de meeste klem willen wijzen op de noodzaak van een stipt en tijdig nako men van deze bepalingen. Indien dit niet ge schiedt zou de grote waarde, die het bedrijfs sparen voor onze boerenleenbanken kan heb ben, niet alleen teniet gaan, maar zou zelfs de naam van de boerenleenbank in discrediet kunnen geraken. Voor de toekomst valt voorts nog te verwach ten het in werking treden van de Algemene 1928

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 38