1921
handhaven. Slechts indien dit het geval is -
en zoals gezegd, daar twijfel ik niet aan - mo
gen wij ons gezamenlijk verheugen over de
verdere verbreding van de rentabiliteitspositie
van de boerenleenbanken, die daarvan het ge
volg zal kunnen zijn.
Kostenstijging
Een dergelijke versterking hebben onze boe
renleenbanken ook hard nodig, omdat zij in
de loop van 1984 niet alleen de last zullen
moeten opvangen van de gestegen creditren
tetarieven maar ook die van de verdere kos
tenstijging. Lag deze kostenstijging in de
laatste jaren op een bedrag van f 3 miljoen;
voor het jaar 1964 moet erop worden gere
kend, dat de bedrijfskosten bij de boerenleen
banken als gevolg van de 10% loonronde, die
algemeen ook door onze boerenleenbanken is
toegepast, zullen stijgen met 4,5 miljoen.
U zult begrijpen, dat de als steeds diligente
directie van de Centrale Bank zich heeft afge
vraagd of en hoe deze lastenstijging bij de
boerenleenbanken kan worden opgevangen.
Het resultaat van haar onderzoekingen is ge
weest, dat men hieromtrent vol goede moed
kan zijn, mede gelet op de snelle groei van de
eigen uitzettingen van de boerenleenbanken.
Om de kostenstijging te kunnen opvangen is
echter nodig, dat algemeen toepassing wordt
gegeven aan de krachtige aanbeveling, die
van de Centrale Bank is uitgegaan, om in de
loop van 1984, doch liefst zo spoedig moge
lijk, de debet-rentetarieven te brengen op een
niveau, waarbij voor hypothecaire leningen,
die zijn gedekt door wat wij noemen courant
onderpand, een minimum debetrente wordt
aangehouden van 5%%. Indien algemeen uit
voering wordt gegeven aan deze aanbeveling
mogen wij er op rekenen, dat de algemene ren
tabiliteit van de boerenleenbanken op peil kan
worden gehouden, gezien het rente-vergoe
dingsysteem, dat door de Centrale Bank wordt
toegepast en dat met ingang van 1964 niet on
aanzienlijk is verbeterd, met name voor de
banken met nog betrekkelijk geringe eigen
uitzettingspercentages.
Daartoe kan ook bijdragen het voornemen der
Centrale Bank om voor het jaar 1964 een be
drag van 350.000 uit te trekken voor het
Steunfonds Boerenleenbanken, zoals in 1963
eveneens is geschied. Daarmede kunnen we
derom een aantal boerenleenbanken door een
subsidie in de kosten van verbetering van het
bankgebouw of van de bedrijfsoutillage wor
den geholpen over de drempel van een al te
gebrekkige rentabiliteit. Ten aanzien van dit
fonds zou het bestuur van de Centrale Bank
in overweging kunnen nemen een naamsver
andering toe te passen en dit voortaan Ont
wikkelingsfonds Boerenleenbanken' te noe
men. Deze naam is meer in overeenstemming
met de praktijk, die niet is gericht op blijvende
steunverlening doch op verlening van tijde
lijke bijdragen in bijzondere kosten van boe
renleenbanken, die deze zelf niet kunnen dra
gen.
Inmiddels zullen de boerenleenbanken zelf het
nodige moeten doen om hun rentabiliteitsposi
tie op peil te houden. Een verhoging van het
minimum debet-rentetarief tot 51/4% is daar
toe onontbeerlijk. Uiteraard gaat het ons ter
harte, dat daardoor de lasten voor de krediet
nemers enigermate worden verzwaard. Wat
het zwaarst is moet echter het zwaarst wegen:
wij zullen slechts dan in staat zijn om op zo
brede wijze, als wij thans doen, de financiële
belangen te behartigen van al diegenen, die