ken redelijk wel op peil. Daarentegen gaven zij in die maanden een krachtige daling te zien bij de banken, die in de steden en op het ver stedelijkt platteland gevestigd zijn. In de maand maart zien wij echter een omgekeerde beweging. Een daling van het spaaroverschot bij de agrarische banken en een hoger spaar overschot dan het vorig jaar maart bij de in de steden gevestigde banken. Hoewel een zwa luw nog geen zomer maakt, en zeker niet in maart, is daarmede toch een belangwekkend resultaat bereikt. Mogelijk heeft de rentever hoging per 1 maart invloed op deze ontwik keling gehad. De rentegevoeligheid van spaar ders wordt weliswaar algemeen in twijfel ge trokken, maar de publiciteit, die met rentever hoging gepaard gaat, kan daarom nog wel doel treffen. Ik meen dan ook, dat het een juist beleid is geweest van bestuur en directie om onze aan gesloten boerenleenbanken te adviseren met ingang van 1 maart 1964 de rentetarieven voor de verschillende spaarrekeningen met te verhogen. Ook is het juist gebleken, dat de Centrale Bank deze renteverhoging onmiddel lijk heeft gepaard doen gaan met een krachtig propaganda-offensief. Wat betreft het behalen van spaarresultaten zal er in 1964 hard ge werkt moeten worden om tot resultaten te ko men, die de spaarresultaten van 1933 enigs zins kunnen benaderen. De Centrale Bank zal gaarne haar aandeel daarin nemen. Reeds is er een besluit genomen om voor het jaar 1984 een bedrag van 75.000 meer voor spaarpro- paganda te besteden. Daarmede is het pro- paganda-budget voor 1964 opgevoerd tot een bedrag van 525.000. Overigens bestaat het vertrouwen, dat het spaarklimaat geleidelijk zal gaan verbeteren. Een stabilisatie van het 1920 prijsniveau is daartoe een eerste vereiste. Ge lukkig zijn er tekenen, die op het naderbij ko men daarvan duiden. Wassende stroom leningsaanvragen Ik sprak van onevenwichtigheid ook in onze boerenleenbankorganisatie. Deze komt daar in tot uitdrukking, dat de eigen uitzettingen van de boerenleenbanken niet alleen twee maal zo hoog zijn als het vorig jaar, doch ook daarin, dat zij de stijging van de beschikbare middelen bij de boerenleenbanken belangrijk overschrijden. De stijging van de eigen uit zettingen van de boerenleenbanken vergele ken met het vorig jaar komt tot uitdrukking in de bedragen, die van maand tot maand zijn gemoeid met de goedkeuringsaanvragen, die door de boerenleenbanken aan de Centrale Bank worden voorgelegd. In de loop van het vorig jaar zijn de per maand goedgekeurde bedragen gestegen van f 20 tot 40 miljoen. In 1964 is dit cijfer van 40 miljoen al lang overtroffen. De maand maart lag op 50 mil joen en in de maand april werd voor een be drag van bijna 60 miljoen goedkeuringsaan vragen voor de verstrekking van kredieten en voorschotten door de Centrale Bank gefiat teerd. Als voorzitter van de fiatteringscom missie kan ik ervan getuigen hoeveel werk aan deze stijgende stroom van goedkeurings aanvragen is verbonden. De snelle maar tege lijkertijd ook verantwoorde verwerking van deze steeds toenemende aanvragen zal in de toekomst de aandacht blijven vragen van het bestuur van de Centrale Bank. Ik twijfel niet eraan, dat ook bij deze wassende stroom van leningsaanvragen onze boeren leenbanken de traditionele zorg en nauwge zetheid bij het behandelen daarvan zullen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 30