Gang van zaken in de organisatie REDE VAN DE HEER DELHOUGNE De heer mr. Edm. Delhougne, voorzitter van het bestuur van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank, verstrekte de navolgende toelichting bij de jaarstukken van de Centrale Bank over het jaar 1963. De President van de Nederlandsche Bank ving zijn verslag over het jaar 1963 aan met de volgende woorden: 'Indien het najaar van 1963 niet de grote loon explosie had gebracht, waarvan de minder aangename gevolgen eerst in de loop van de komende jaarperiode geleidelijk aan de dag zullen treden, zou in de nabeschouwing over het verslagjaar een toon van gematigde te vredenheid hebben mogen overheersen.' Wij kunnen daarmede van harte instemmen. Deze uitspraak kan namelijk ook worden toe gepast op de ontwikkeling in 1963 bij de Cen trale Bank en de aangesloten boerenleenban ken. De Nederlandsche Bank kon haar tevreden heid doen steunen op een stijging van het netto-nationaal produkt met 4%%, te verge lijken met slechts 2%% in het voorafgaande jaar. Hoezeer ook de nationale bestedingen toenamen, toch leidde dit in 1963 nog niet tot een overschrijding van de nationale middelen. In onze eigen landbouwkredietorganisatie ste gen de eigen uitzettingen van de boerenleen banken in het verslagjaar met ongeveer 210 miljoen. Deze eigen uitzettingen konden ruim schoots worden gefinancierd uit de toeneming van de toevertrouwde middelen, die stegen met 421 miljoen. De eigen uitzettingen wer den zelfs overtroffen door het zuivere spaar overschot van de boerenleenbanken ad rond 292 miljoen, waarbij dus geen rekening is ge houden met het bedrag van de op spaarreke ningen tegoedgeschreven rente ad 67 mil joen. In het jaar 1963 was de ontwikkeling bij onze gezamenlijke boerenleenbanken zodanig, dat dank zij een buitengewoon groot spaarover schot het evenwicht in de nationale economie gunstig kon worden beïnvloed. Indien de lo pende rekening van de betalingsbalans van het afgelopen jaar een overschot vertoont, mo gen wij tot onze tevredenheid vaststellen, dat onze boerenleenbankorganisatie een niet on belangrijk steentje daartoe heeft bijgedragen. In het jaarverslag van de Nederlandsche Bank wordt voor het totaal van de traditionele spaar- instellingen opgemerkt, dat deze hun beleg gingsuitzettingen zodanig zouden hebben uit gebreid, dat de financiering daarvan niet al leen is geschied uit de toeneming van de spaartegoeden doch voor een deel uit een vermindering van het liquiditeitsbezit. Ik moge hierbij aantekenen, dat zulks niet van toepas sing is op onze landbouwkredietorganisatie. Deze gaf immers in het verslagjaar een toene ming van haar liquiditeitsbezit te zien. 1917

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 27