een stijging van de tegoeden in rekening
courant met 54 miljoen.
Spaargelden van niet-agrariërs
Herhaaldelijk hebben wij erop gewezen, dat
men de aangroei van de spaartegoeden bij de
boerenleenbanken niet mag beschouwen als
een teken, dat de inkomstenpositie van de
boeren gunstig zou zijn. Preciese cijfers daar
over zijn moeilijk te geven, omdat de cliënten
kring van vele onzer boerenleenbanken zo uit
gebreid is geworden, dat zij van de meeste
spaarders het beroep niet meer kennen. Wij
vinden de kwestie echter zo belangrijk, ook
uit een oogpunt van beleid, dat de onderzoe
kingen op dit punt zullen worden voortgezet.
Ten dele kan ik U de resultaten daarvan mede
delen. In de periode van 6 jaar tussen het ein
de van 1957 en het einde van 1963 namen de
aan onze bank toevertrouwde spaargelden toe
met in totaal 1.465 miljoen. Daarvan kwam
voor rekening van inleggers uit de agrarische
sfeer naar raming 525 miljoen en voor reke
ning van niet-agrariërs 940 miljoen. Van de
gehele aangroei was derhalve slechts rond
35% afkomstig uit de agrarische sector. Ik
kan het ook nog anders zeggen: de spaarte
goeden van agrariërs stegen in totaal met
100% waarnaast de spaartegoeden van niet-
agrariërs een toeneming vertoonden met
200%. Ik moet nogmaals erop wijzen, dat dit
geen nauwkeurige cijfers zijn; zij hebben het
karakter van schattingen, die met de grootst
mogelijke zorgvuldigheid zijn verricht. De uit
komst laat echter geen twijfel erover bestaan,
dat de niet-agrariërs verreweg het grootste
deel hebben bijgedragen in de toeneming van
de spaargelden bij de boerenleenbanken.
De gang van zaken in 1963 heeft de rentabili-
1908
teit van de aangesloten banken gunstig be
ïnvloed. De rente- en provisiewinst steeg van
25 miljoen in 1962 tot 30 miljoen in 1963.
Aan de andere kant vertoonden ook de be
drijfskosten een aanzienlijke stijging. Daar
naast waren aanzienlijke bedragen gemoeid
met afschrijvingen, toevoegingen aan diverse
bestemmingsreserves en voorzieningen voor
belastingen. Uiteindelijk resteerde er een net
to-winst van 4 miljoen, te vergelijken met
3,5 miljoen in het voorgaande jaar.
Het globale beeld, dat ik hier geschetst heb,
kan uiteraard geen recht doen wedervaren aan
de ontwikkeling van de afzonderlijke banken.
Van plaats tot plaats kan die ontwikkeling vrij
sterk uiteenlopen. Nog steeds zijn er in onze
organisatie banken met een grote overliquidi-
teit, die aldus het liquiditeitsreservoir van de
organisatie mede in stand houden. Daarnaast
is er een toenemend aantal banken, dat de li-
quiditeitsgrens van artikel 8 van het huishou
delijk reglement van de Centrale Bank nadert
of overschrijdt en derhalve reserves in acht
moet nemen bij het doen van verdere beleg
gingsuitzettingen. Gelukkig hebben wij in on
ze organisatie een instelling, de Boeren-Hypo-
theekbank, die in deze gevallen in staat is de
helpende hand te bieden.
Boeren-Hypotheekbank
De hypothecaire uitzettingen van de Boeren-
Hypotheekbank vertonen al sinds jaren een
sterke uitbreiding. Ook in het lopende jaar