stationair. De toenemende vraag naar finan cieringsmiddelen wordt in de landbouw sterk beïnvloed door twee verschillende ontwikke lingen: de noodzaak tot omschakeling en aan passing van de land- en tuinbouwbedrijven, waarvoor veel kapitaal is vereist en de zich wijzigende omstandigheden op de bedrijven bij de generatiewisseling. Het land- en tuinbouwbedrijf is in de heden daagse situatie gedwongen tot uitbreiding van de kapitaalgoederenvoorraad. Vergroting van de investeringen per arbeidskracht is noodza kelijk ter besparing op de steeds duurder wor dende menselijke arbeid. Ook in de voor ons liggende jaren zullen de boeren en tuinders be langrijke investeringen moeten doen om de rentabiliteit van het bedrijf te behouden of te verbeteren. Daarbij zullen zij, nog afgezien van technische en economische overwegingen en individuele omstandigheden, rekening moeten houden met de eisen van een gezonde finan ciering. Allereerst is er de noodzaak van vol doende eigen vermogen. Is dit aanwezig, dan moet de vraag worden onderzocht in welk tempo boer en tuinder de voorgenomen inves teringen zullen doorvoeren met gebruikmaking van de mogelijkheden, die het landbouwkre dietwezen hen biedt. Het tempo van investeren en van krediet opnemen wordt in grote mate bepaald door de verwachte rentabiliteit, want daaruit zal in de loop van de jaren het eigen vermogen versterkt moeten worden. Als tweede oorzaak van financieringsproble men noemde ik de zich wijzigende omstandig heden bij de generatiewisseling. Voor vele jonge boeren en tuinders is de bedrijfsoverne- ming tot nu toe mogelijk gemaakt door lenin gen van familieleden. Dergelijke leningen wor den vaak op zo soepele voorwaarden ver strekt, dat het aldus opgenomen vermogen in vele opzichten als risicodragend kan worden beschouwd. De sociale en economische ont wikkeling ten plattelande vermindert echter de mogelijkheden op dit gebied. De voorziening in eigen vermogen wordt daardoor meer en meer een knelpunt bij de financiering van het landbouwbedrijf. Deze moeilijkheden doen zich niet alleen voor in de agrarische sector, maar vormen een alge meen probleem voor het gehele midden- en kleinbedrijf. De opneming van vreemd vermo gen, waartoe de landbouwkredietbanken ook voor het hele midden- en kleinbedrijf middelen ter beschikking stellen, kan echter altijd slechts een tijdelijke oplossing bieden. Het jaarverslag van de Centrale Bank wijst daarop. De aan vreemd vermogen verbonden last van rente en aflossing drukt te zwaarder, alnaar- gelang het bedrijf minder zekerheid heeft ten aanzien van de toekomstige rentabiliteit en niet kan worden gerekend op een regelmatige inkomstenstroom. In dergelijke gevallen kan vreemd vermogen in de vorm van vaste rente dragende leningen slechts worden aangetrok ken indien er een voldoende stootblok in de vorm van risicodragend vermogen aanwezig is. 'De aantrekking daarvan', aldus het jaarver slag, 'veronderstelt evenwel de mogelijkheid van inbreng van vermogen in een onderne mingsvorm, welke bij een rationele bedrijfs voering op basis van redelijke produktenprij- zen voldoende ruimte laat voor een redelijk rendement van het eigen vermogen. Andere oplossingen baten hier niet. Subsidiëring bij voorbeeld van de bedrijfsoverneming, zoals wel wordt bepleit, zou tot gevolg hebben dat de prijzen van de over te nemen kapitaalgoe deren nog meer worden opgevoerd. Vreemd 1904

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 14