nen voor de nabije toekomst. Een weergave
van deze rede is elders in dit nummer opge
nomen.
Bij de rondvraag klonken er uit de luidspreker
Duitse woorden. Het was de heer Mines uit
Höngen, die dank bracht voor de uitnodiging
om deze algemene vergadering bij te wonen.
Na 14 jaar lang in de organisatie van de Cen
trale Bank te hebben verkeerd is de boeren
leenbank Höngen in de loop van 1963 bij de
organisatie van Keulen gekomen. Ten afscheid
van de Eindhovense organisatie bracht de heer
Mines vanaf deze plaats dank aan het bestuur,
de directie en de beambten van de Centrale
Bank voor hun voortvarendheid bij de oplos
sing van de moeilijkheden waarmee de boe
renleenbank Höngen vooral in het begin van
haar bestaan te kampen had. In deze voort
varendheid was de ware coöperatiegeest tot
uiting gekomen, de nagedachtenis van Raif-
feisen waardig, aldus de heer Mines. De spre
ker bracht afzonderlijk dank aan de heer
Luchtman, districtsinspecteur te Roermond, en
aan de boerenleenbanken in de buurt van
Höngen. Wij hebben ons, zo zei de heer Mines,
altijd als volledig lid van de familie gevoeld en
wij hopen dat de goede banden ook in de toe
komst bewaard zullen blijven. Een hartelijk
applaus volgde op deze woorden.
De voorzitter dankte in het Nederlands, al had
hij, naar hij zei, een ogenblik overwogen het
in het Limburgs te doen. Hij retourneerde de
dankwoorden en wenste de boerenleenbank
Höngen succes in haar nieuwe milieu.
Het woord werd vervolgens gevraagd door de
heer Smulders uit Aarle-Rixtel, die informeer
de of het niet mogelijk zou zijn dat de perio
dieke inspectie wat vaker gehouden wordt,
niet zozeer vanwege de controlewerkzaamhe
den, waarvan hij overigens de noodzaak inzag,
maar vanwege de gelegenheid tot contact met
de Centrale Bank, die de inspectie biedt. Dit
contact achtte hij zeer waardevol.
De heer Bakker uit Heiloo vroeg of de voor
jaarsbijeenkomsten voortaan op zodanige
data vastgesteld zouden kunnen worden, dat
zij niet meer zouden samenvallen met de cen
trale stierenkeuring (hilariteit).
De heer De Graaf uit Zwolle vroeg of de plaat
selijke boerenleenbank niet zelf in de gelegen
heid gesteld zou kunnen worden om rente-
spaarbrieven uit te geven, met name die ban
ken die de liquiditeitsgrens van artikel 8 van
het huishoudelijk reglement van de Centrale
Bank naderen of overschrijden.
De heer Vijverberg uit Naaldwijk sprak zijn
waardering uit voor het werk van de Centrale
Bank, waarvan de resultaten tot uiting kwamen
in de jaarstukken. Hij voelde er behoefte aan,
om in alle bescheidenheid dank te brengen
voor al datgene wat het bestuur en allen die
bij de Centrale Bank werkzaam zijn, voor de
plaatselijke banken doen. Met een variant op
een bekende oudejaarsspreker zei hij: Wat
een bank, wat een bank, waar dat allemaal
maar kan, de miljarden dansen in de pan. Spe
ciaal wenste de heer Vijverberg in het licht te
stellen, van hoe groot belang het voor de
plaatselijke banken is dat zij in de Centrale
Bank een reservoir hebben waar zij overtollige
middelen kwijt kunnen en anderzijds ook een
tijdelijk tekort aan middelen kunnen financie
ren.
Daar niemand verder het woord wenste, gaf
de voorzitter de heer Van Campen de gele
genheid om de opmerkingen van de rondvraag
te beantwoorden. De heer Van Campen toon
de zich verheugd over de opmerkingen van
1901