tot 8 hectare was de helft van de boeren ouder
dan 55 jaar, de minimum leeftijdsgrens voor
het Ontwikkelings- en Saneringsfonds. Op de
grotere bedrijven had maar één derde van de
boeren de leeftijd om bij het fonds aan te klop
pen.
Gronden en gebouwen
Om de jaarlijkse uitkering te kunnen krijgen
moet de aanvrager aan een aantal voorwaar
den voldoen. We noemden al de leeftijd en het
inkomen, dat niet boven een bepaald bedrag
mag liggen. De andere voorwaarden zullen we
hier niet allemaal behandelen. Van de meeste
kan trouwens ontheffing worden verleend als
overigens wel aan de bedoeling van de rege
ling wordt voldaan. Van belang is nog wel, dat
de begunstigde de landbouw niet meer als be
drijf mag uitoefenen. Voor eigen gebruik mag
hij dus nog wat grond aanhouden.
De bedrijfsgebouwen moeten definitief hun
agrarische bestemming verliezen. Dat wordt
dus slopen of verkopen voor niet-agrarisch
gebruik. Men kan ook verkopen aan een an
dere boer, die slechtere gebouwen heeft, op
voorwaarde dat de gebouwen van dat andere
bedrijf uit de landbouw verdwijnen.
Wat moet er gebeuren met de grond? Eigen
grond en gepachte grond moeten een verant
woorde bestemming krijgen, ofwel door toe
voeging aan bestaande bedrijven ofwel buiten
de landbouw. Als een ruilverkaveling wordt
vooorbereid of uitgevoerd moet men verkopen
ten behoeve van deze ruilverkaveling. Als er
geen ruilverkaveling in voorbereiding of in
uitvoering is, mag men ook aan anderen ver
kopen, mits het bestuur van het fonds daar
mee akkoord gaat.
Aanvragen en beoordeling
Het is de bedoeling dat vanaf 1 mei 1964 aan
vragen voor de beëindigingsvergoeding kun
nen worden ingediend. Gegadigden moeten
zich wenden tot de districtsbureauhouders van
do landbouw.
De aanvragen zullen worden beoordeeld door
provinciale adviescommissies. Dit wordt een
belangrijke en verantwoordelijke taak. Voor
de commissieleden zal het vaak heel moeilijk
zijn om een beslissing te nemen.
In de adviescommissie krijgt zitting een lid van
Gedeputeerde Staten naast drie leden van de
standsorganisaties, één persoon op voor
dracht van de standsorganisaties gezamenlijk
en verder de hoofdingenieurs-directeuren van
de Rijkslandbouwvoorlichting en van de Cul
tuurtechnische Dienst. De standsorganisaties
krijgen dus een grote stem. Dit is ook zeer
wenselijk. Het fonds zal het vertrouwen van
de boeren moeten krijgen en behouden. De
commissieleden zullen mensen moeten zijn
met veel ervaring, met een goede kijk op hun
medemensen, met kennis van het boerenbe
drijf en van de landbouwontwikkeling. Wijs
heid, sterkte en voorzichtigheid zij hun toege
wenst.
Boerenleenbank Apeldoorn exterieur
1860