instelling notering trachten te krijgen op een
beurs in een ander land, waar men de stukken
graag ziet komen om de handel te verlevendi
gen.Luxemburg is daarvan een voorbeeld. De
effectenbeurs te Luxemburg geeft veel note
ringen van buitenlandse fondsen.
Met betrekking tot de alleen aan buitenlandse
beurzen genoteerde obligaties hebben wij in
een circulaire (no. 1121 van 15 februari 1963)
al gewezen op het koersrisico, dat de koper
van zulke obligaties op zich neemt. In de eerste
plaats heeft hij rekening te houden met moge
lijke wijzigingen van de pariteit van de bui
tenlandse munt ten opzichte van de gulden.
Maar ook als zo'n wijziging niet optreedt, kan
hij bij aan- en verkoop van de stukken niet re
kenen met de vaste omrekenkoersen in de
Prijscourant. Hij moet werken met de officiële
wisselkoersen, die tot 11/2% naar boven en
beneden kunnen afwijken van de pariteit, en
die dan ook van dag tot dag verschillen. Bij
deze officiële wisselkoersen maakt men dan
nog onderscheid tussen de biedkoers en de
laatkoers, waaraan men bij verkoop of aan
koop van de effecten gebonden is. Bovendien
dient de effectenaankoop te geschieden met
herbeleggingsvaluta, waarvan de koers alleen
naar boven kan afwijken van de officiële
laatkoers voor „gewone" valuta. Men kan
dus niet bij voorbaat vaststellen, welk eind
bedrag precies bij aan- of verkoop van de bui
tenslands genoteerde effecten zal resulteren.
Zo ook bij de opbrengst van coupons en los
singen.
Daarnaast is er een fiscale reden waarom de
boerenleenbanken zelf geen gelden in deze
stukken kunnen beleggen. Krachtens artikel 7
van de 8e aanvullingsbeschikking op de ven
nootschapsbelasting geldt het beleggen in al
leen buitenslands genoteerde obligaties als
kredietverlening aan niet-leden, hetgeen niet
geldt voor de officieel ter beurze van Amster
dam genoteerde fondsen, die als belegging
beschouwd worden.
Een ander nadeel van de uitsluitende notering
aan buitenlandse beurs is dat de verhandel
baarheid wordt vertraagd. Daarom kunnen
gelden die in hoofdzaak zijn bestemd voor uit
gaven in de eerstkomende jaren of als reserve
voor onverwachte uitgaven, ook door de par
ticuliere belegger beter worden aangehouden
in liquide vorm, zoals bijvoorbeeld in de vorm
van een spaartegoed.
De genoemde risico's leiden er ten slotte
eveneens toe, dat de stukken minder geschikt
zijn om als zekerheid te dienen voor leningen
van de boerenleenbank.
Wat betreft de opbrengsten van coupons wil
len we nog even wijzen op de in enkele landen
bestaande couponbelasting. Deze belasting
wordt geheven aan de bron van uitbetaling, de
rentebetalende instelling, zoals dit ook het
geval is bij de dividendbelasting. We willen op
de couponbelasting vooral de aandacht vesti
gen in verband met de onlangs aangekondigde
couponbelasting op Duitse obligaties. Voor de
bona fide belegger zal zij weliswaar terugvor
derbaar zijn, doch naast een vertraagde beta
ling van het volle rentebedrag en enige terug-
vorderingsonkosten zal het ook de herhaalde
gang naar de belastinginspectie zijn, die als
gevolg van deze Duitse couponbelasting de
belegging in Duitse obligaties vooral voor de
kleine belegger onaantrekkelijk maakt.
Obligaties in rekeneenheden
Tot slot van deze opmerkingen over buiten
landse obligaties kunnen wij nog een nieuwe
1867