Buitenlandse obligaties
Rangschikt men onder het hoofd buitenlandse
obligaties alle obligatieleningen ten laste van
buitenlandse instellingen, dan moet men dui
delijk onderscheid maken tussen leningen die
aan de beurs in Amsterdam genoteerd worden
en niet aldaar genoteerde leningen. Leningen
die te Amsterdam beursnotering genieten zul
len voor de Nederlandse obligatiehouder geen
bijzondere problemen opleveren. Deze stuk
ken kunnen vrijwel altijd als bijna-Nederlandse
obligaties worden beschouwd, aangezien zij
meestal door een groep binnenlandse banken
worden geïntroduceerd en een Nederlands
trustee-kantoor de belangen van de obligatie
houders behartigt.
Als voorbeelden van genoteerde leningen
kunnen wij noemen de obligaties 4%% Sabe
na, 5% Société du Pipe-Line Sud-Européen,
en 5'/4% Kraftlaget Opplandskraft. Dit zijn
guldensleningen van vrij recente datum. Daar
naast bestaan er obligaties in buitenlandse va
luta, die eveneens aan de beurs in Amsterdam
genoteerd zijn. Voor de omrekening in guldens
bij aan- of verkoop van deze stukken gelden
de in de beurscourant vastgelegde omreke
ningskoersen. Die koersen veranderen slechts
als pariteitswijzigingen van een valuta dat
noodzakelijk maken.
Niet te Amsterdam genoteerde obligaties
Heel anders is het gesteld met een in een
buitenlandse geldeenheid luidende obligatie,
waarvan de notering niet in Amsterdam, maar
alleen in het buitenland plaats heeft. We den
ken hier vooral aan de vrij recente Duitse
staatsleningen, leningen van de Bundespost
en Bundesbahn, de dollarleningen van Opp
landskraft (Noorwegen), Kongerit Danmarks
Hypotekbank en de Deense staatslening. Van
deze leningen hebben onze boerenleenbanken
in het verleden aankondigingen ontvangen.
Vanwege het hoge rendement van deze stuk
ken bestond er ook van de zijde van de Ne
derlandse beleggers zeer veel belangstelling.
De emissies werden ruim overtekend, zodat
een sterke reductie bij de toewijzing moest
plaats vinden. Hoewel de rente in sommige
landen, met name in Duitsland, enige neiging
tot daling vertoont, zal de belangstelling voor
dergelijke hoogrentende obligaties ook op het
iets verlaagde niveau wel blijven bestaan. Die
belangstelling zal echter dan pas resultaten
kunnen hebben, indien de buitenlandse fond
sen óf op de eigen beurs of op een buitenland
se beurs officieel zijn genoteerd. In ons land
vereist de Algemene Vergunning tot aankoop
van buitenlandse effecten, dat deze ter binnen-
of buitenlandse beurze officieel genoteerd zijn.
Als de introductie en notering ter beurze van
enig land (we denken hier aan de landen van
West-Europa) zou worden geweigerd omdat
de geldmarkt in dat land krap zou zijn op het
moment van uitgifte, dan zal de emitterende
1866