een verkeerd idee, omdat hij dikwijls weinig
oog heeft voor de eisen die de bank moet
stellen.
Het minst gunstig oordeelden de ondervraag
den over de tijdsduur, die met een aanvrage
om borgstelling gemoeid is. Bijna de helft van
de antwoorden gaf aan, dat men de tijdsduur
te lang vindt. In enkele gevallen meende men,
dat de oorzaak bij de bank lag, ofschoon an
deren opgaven dat de bank met de doorzen
ding van de aanvragen juist zeer snel was ge
weest. De hoofdoorzaak van de lange duur
blijkt echter te liggen in het ontbreken van
een boekhouding. Het vergt soms geruime tijd
voordat de Rijkslandbouwconsulent over vol
doende gegevens beschikt.
Uit de enquête kunnen enkele algemene con
clusies getrokken worden. Over het algemeen
is men van mening, dat de uitvoering in goede
handen is, zowel bij de boerenleenbanken als
bij de landbouwvoorlichting. De hulp van het
Borgstellingsfonds is doeltreffend gebleken.
Op enkele punten zou verbetering mogelijk
zijn. Zo blijkt de bekendheid van het Borgstel
lingsfonds nog betrekkelijk gering te zijn. Men
heeft veelal geen vermoeden van de mogelijk
heden die het fonds biedt bij de kredietver
lening. Voorts is het duidelijk, dat het van
groot belang is om de tijdsduur van de behan
deling zo kort mogelijk te houden. De aflos
sing vinden de meeste aanvragers redelijk
geregeld. In bepaalde gevallen leeft de wens,
dat aflossing de eerste jaren achterwege zou
kunnen blijven. Inmiddels heeft de Boeren-
Hypotheekbank, zonder overigens met de uit
slag van deze enquête bekend te zijn, een
nieuwe leningsvorm ingevoerd waarbij, zoals
bekend, de aflossing gedurende de eerste vijf
jaar niet verplicht is. Deze mogelijkheid staat
alleen open als de grond een overwegend deel
van de te financieren objecten uitmaakt.
Er is ook het een en ander gebleken over de
oorzaken van het geringe aantal aanvragen,
althans in het gebied van het landbouwcen
trum Zeeland. Behalve onbekendheid met de
mogelijkheden van financiering en gebrek aan
bedrijfseconomisch inzicht, blijkt ook de men
taliteit van aanvrager en boerenleenbank een
rol te spelen. De landbouwer probeert dikwijls
eerst de financiering met eigen middelen rond
te krijgen alvorens naar de bank te stappen.
Een zekere schroom bestaat nog bij sommi
gen voor de boerenleenbank, omdat men daar
zijn financiële hebben en houden op tafel moet
leggen. Hieraan is echter niet te ontkomen.
De boerenleenbank zelf heeft volgens de on
dervraagden ook nog wel enige huiver voor de
overheidsbemoeiing en de rompslomp die aan
een borgstelling van het fonds verbonden is.
Dit zijn echter opmerkingen die niet al te veel
voorkomen. Het zal goed zijn als de boeren
leenbanken er aandacht aan blijven schenken
en op deze punten zo nodig tot verbetering
trachten te komen, maarde hoofdindruk van dit
rapport is, ook wat de banken betreft, gunstig.
1829