prijs van de bij zo'n oppervlakte horende ge
bouwen zou,zo gerekend,dus maarfö.000zijn
geweest. Vergelijken we met de koopsom op
basis van de prijzen van los grasland, dan ko
men we op een gebouwenwaarde van f 12.000.
Met een dergelijke berekening zou men na
tuurlijk helemaal scheef zitten, omdat de koper
van een complete boerderij voor de grond niet
de prijs van los land wil betalen. Dit blijkt nog
duidelijker, als men de koopprijs van de ge
bouwen voor de afzonderlijke gebieden op
deze manier berekent. Daarbij komen dan
zelfs negatieve prijzen te voorschijn.
De taxateur moet zich dus niet laten misleiden
door de in zijn omgeving gemaakte prijzen
voor los land! De grond taxeren als los land
en dan de volle bedrijfswaarde van de gebou
wen erbij tellen geeft in totaal een te hoge
uitkomst.
Als we bij de taxatie van de grond rekening
houden met een andere bestemmingsmoge
lijkheid, bijvoorbeeld tuinbouw, moeten we
ons aan de andere kant goed afvragen, wat
de gebouwen zonder de bijbehorende grond
waard zijn. Voor sommige oude boerderijtjes
zijn gekke prijzen betaald door stadsmensen.
Maar ook bij deze verkopen wordt alleen ge
praat over de uitschieters.
Prijsstijging te groot
Vergelijking met de door de Grondkamers
goedgekeurde prijzen in 1961/62 laat zien dat
vooral de stijging van het losse bouwland
(79%) en het losse grasland (68%) groot is
geweest. Bij de boerderijen was de stijging
slechts 33%. Dit verschil is niet verwonderlijk.
Vooral de onmiskenbare behoefte aan een
enkel perceel voor bedrijfsvergroting kon on
der de Wet Vervreemding Landbouwgronden
niet aan zijn trek komen. Hetzelfde geldt voor
het bijkopen van kleinere perceeltjes, waar
mee een boer zijn eigen bedrijf mooi kon af
ronden. Met het economische belang van de
koper bij de koop van zo'n perceel kon de
Grondkamer onvoldoende rekening houden.
De toelaatbare prijs werd bepaald volgens
strakke normen.
De in het verleden betaalde zwarte prijzen
zijn vanzelfsprekend niet in de statistiek van
1961/62 opgenomen. Ook dit verklaart een be
langrijk gedeelte van de stijging van de offi
ciële koopprijzen: er zit heel wat gewit zwart
geld in. Belangrijk is verder nog, dat voor ob
jecten met een niet-agrarische waarde door
de Grondkamer geen prijs werd vastgesteld.
Die prijzen waren vroeger dus ook vrij, maar
zij bleven buiten de statistiek.
Minister Biesheuvel heeft de conclusie ge
trokken, dat er van een onevenredig sterke
stijging van grondprijzen in de eerste helft
van 1963 geen sprake is geweest. Met deze
conclusie kunnen wij instemmen.
1827