Vertraging in de spaargroei 1850 AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS Bij de beoordeling van de financiële positie van de boerenleenbanken, zoals deze tot uitdrukking komt in de ver- zamelbalansen ultimo december 1963 en ultimo januari 1964, dient men rekening te houden met de bij te schrijven rente op het einde van het boekjaar. Gedurende de maand januari zijn vele boerenleenbanken klaar gekomen met de jaarafsluiting, zodat praktisch de volledige rente in de balans per 31 januari is opgenomen. Voorzover er boe renleenbanken waren, die de rente, die zij op spaargelden moesten vergoeden nog niet hadden berekend, is deze geschat. Januari is seizoenmatig een goede spaarmaand. Ook dit jaar lag het spaarverschil boven dat van december 1963; vergeleken met januari 1963 treedt echter een vertraging op in de groei. In genoemde maand van 1963 bedroeg het spaarverschil f 34 miljoen. In januari 1964 werd f 31 miljoen meer gestort dan terugbetaald. Een oorzaak hiervoor zou eventueel gevonden kunnen worden in de prijsontwikkeling van de laatste maanden. De creditsaldi op lopende rekening ondergingen een verdere daling. Per eind januari was door de rekeninghouders in rekening-courant f 251 miljoen toevertrouwd tegen f 271 miljoen, exclusief rente, ultimo december en f 292 mil joen per 30 november. De kredietverlening in de vorm van vaste voorschotten nam toe met f 25 miljoen. Gedurende de maand januari werd voor f 39 miljoen aan nieuwe voorschotten verstrekt, terwijl voor f 14 miljoen werd afgelost. Op het einde van deze maand bedroeg het uitstaande saldo aan voorschotten f 1.176 miljoen tegen f 1.151 miljoen ultimo vorig jaar. Ook de kredieten in rekening-courant vertoonden ten opzichte van vorige maand een verdere stijging. Indien men rekening houdt met een rentevergoeding van 8 miljoen, dan bedraagt het uitstaande bedrag aan kredieten in reke ning-courant per 31 december, inclusief rente, f 165 miljoen tegen f 173 miljoen per 31 januari 1963. Spaarbeweging De spaarresultaten van de traditionele spaarinstellingen zijn in februari van dit jaar lager dan in de overeenkom stige maand van 1963. Gedurende die maand werd er bij de Eindhovense boerenleenbanken f 122 miljoen gestort en f 96 miljoen terugbetaald, zodat het spaarverschil f 26 miljoen bedroeg, tegen f 33 miljoen in 1963. Het spaaroverschot bij de Utrechtse organisatie bedroeg volgens de voorlopige gegevens f 25 miljoen te vergelij ken met f 43 miljoen het vorig jaar. Bij de R.P.S. werd 32 miljoen meer gestort dan terugbetaald, hetgeen f 18 miljoen minder was dan in februari 1963, toen er 50 miljoen werd gespaard. Ook de Algemene Spaarbanken hadden een teruggang van f 75 miljoen in 1963 tot 57 in 1964.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 28