Verder kan de verhuurder de ontruiming vor
deren, indien hij het pand zo dringend nodig
heeft voor eigen gebruik dat van hem niet kan
worden gevergd de gewezen huurder nog
langer in het genot van het goed te laten. Hier
bij worden de economische belangen en maat
schappelijke behoeften van beide partijen
naar billijkheid in aanmerking genomen. De
rechter zal dan de economische belangen en
maatschappelijke behoeften van beide par
tijen onderzoeken en deze vervolgens tegen
elkaar afwegen. Wanneer nu blijkt, dat ont
ruiming voor de huurder het verlies van de
grondslag van zijn maatschappelijk bestaan
zou betekenen, omdat hij in het pand een be
drijf uitoefent waarmee hij in zijn levensonder
houd moet voorzien, dan zal de rechter wel
niet geneigd zijn de vordering toe te wijzen.
Uiteraard hangt bij het afwegen van de belan
gen veel af van de persoonlijke opvatting en
het inzicht van de desbetreffende rechter. De
afloop is daarom ongewis, afgezien van geval
len waarbij het zonder meer duidelijk is dat de
belangen van de eigenaar zwaarder wegen.
De termijn van drie jaar
Vordert de verhuurder ontruiming wegens
dringend eigen verbruik, dan doet zich hierbij
nog een bijzonderheid voor. Zou er immers
niets naders zijn bepaald, dan zou het niet
moeilijk zijn de huurbescherming die de wet
gever voor de huurder heeft beoogd, te om
zeilen. Men zou zich woon- of bedrijfsruimte
kunnen verschaffen door een pand te kopen
verhuurd aan iemand, van wie het duidelijk is,
dat hij het pand minder dringend nodig heeft
dan de koper en op die grond het pand doen
ontruimen. De wetgever heeft nu ten aanzien
van het gestelde geval bepaald dat, wanneer
de rechter een ontruimingsvonnis zou geven,
dit vonnis niet eerder ten uitvoer kan worden
gelegd dan drie jaar nadat de koopakte is
overgeschreven.
Wanneer een boerenleenbank dus een pand
aankoopt, dat ten tijde van de aankoop is ver
huurd en zij slaagt er niet in de huurder min
nelijk het pand te doen verlaten door het aan
bieden van woon- of bedrijfsruimte elders of
op andere wijze, dan zal zij de huurder de
huur moeten opzeggen en hem vervolgens
moeten dagvaarden tot ontruiming. Wanneer
de boerenleenbank dan niet kan aantonen dat
zij aan de huurder een passende woning heeft
aangeboden, zal zij moeten bewijzen dat haar
economische en maatschappelijke behoeften
1846