Koerstabel 3%% Nederland 1953 897 (4,93%) 89 7m (4,91%) 17-1-1964 14-2-1964 31/2% Nederland 1947 36'"/10 (4,51%) 86'Vie (4,48%) 3%% Nederland 1954 85V4 (4,83%) 85 V2 (4,74%) 4%% Nederland 1963 II 93 (4,92%) 94 (4,88%) 4 Nederland 1961 92 (4,99%) 92 7« (4,95%) 3i/2% Nederland 1956 891/s (4,93%) 89 V4 (4,84%) 41/2% Nederland 1960 I 97°/16 (4,82%) 97 V2 (4,83%) 41A% Nederland 1959 947/8 (4,93%) 95 (4,92%) 3 Ned. Grootboek 1946 87 (4,89%) 86 7a (4,96%) 3 Investeringscert. 98 (3,89% 97 7„ (4,00%) verwacht. Vooral van bepaalde institutionele beleggers, die van de zogenaamde roerende voorheffing verschoond zijn. Van de zijde van de Nederlandse belegger is voor deze emissie weinig belangstelling ge bleken. Tegenover iets meer dan hogere renteopbrengst zou namelijk het koersrisico staan, dat een buitenlandse lening altijd mee brengt. Zo ook was het hier te lande gesteld met de lening van de Deutsche Bundesbahn, waarvan op 11 februari de inschrijving in Duitsland open stond. Dit was een 51/2% emissie tegen de koers van 98%. Al waren de emissievoor- waarden dus wel iets aantrekkelijker dan die van de Belgische staatslening, ook hierbij woog het geringe rentevoordeel veelal niet meer op tegen de vele risico's die aan deel neming in een buitenlandse lening zijn ver bonden. Wannéér de balans van de genoemde opbrengsten en offers naar de andere kant doorslaat is moeilijk te bepalen. Dit is veelal afhankelijk van psychologische factoren. 1841

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 19