Veranderlijk spaarklimaat AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS De daling van de barometer, die in de maand november van het vorig jaar een verandering in het spaarklimaat aangaf, heeft zich in december voortgezet. De meeste last hiervan ondervonden de Rijkspostspaarbank en de Algemene Spaarbanken. Meldde de R.P.S. reeds in november een ontsparing, in de laatste maand van het vorig jaar waren de Algemene Spaarbanken aan de beurt. Ook de boerenleenbanken van de Utrechtse organisatie zijn niet aan het lage-drukgebied ontkomen. Bij deze instellingen was het spaaroverschot eveneens aanzienlijk lager dan in dezelfde periode van 1962. In vergelijking met de slechte resultaten bij de overige spaarinstellingen sloegen de Eindhovense boerenleenbanken geen slecht figuur. Weliswaar was het spaaroverschot geringer dan het vorig jaar, maar van een forse daling kunnen we nog niet spreken. Het resultaat bij de Stichtingen Spaarbank was het hoogste van alle traditionele spaarinstellingen. De stortingen overtroffen met f 13 miljoen de terug betalingen, hetgeen slechts f 2 miljoen minder is dan in 1962. Bezien we het gehele jaar 1963, dan blijkt dat hot spaartegoed wederom aanzienlijk is gestegen. Met uitzondering van de laatste twee maanden, toen er een geringe vertraging optrad in het groeiproces, waren de spaarverschih len iedere maand groter dan in de overeenkomstige maanden van 1962. De overige posten op de hierbij afgedrukte verzamelbalans ontwikkelde zich overeenkomstig de verwachtingen. Als gevolg van de seizoensfactoren daalden de tegoeden, die de rekeninghouders in rekening-courant aanhou den, terwijl de debetsaldi dientengevolge een stijging vertoonden. Naast de tuinbouwgebieden, die reeds eerder een beroep op de kredietfaciliteiten bij de boerenleenbanken heb ben gedaan, zijn nu ook de overige landbouwgebieden in verband met de oogstvoorbereidingen hun tegoeden gaan aanspreken of de kredietmogelijkheden gaan benutten. Spaarbeweging In januari 1964 is in het algemeen een licht herstel in de ontwikkeling van de spaargelden ingetreden, ook al blijven de spaaroverschotten geringer dan in januari 1963. In dit licht bezien is het spaaroverschot van de plaatselijke boerenleenbanken niet onbevredigend. In januari 1964 werd 148 miljoen gestort en f 117 miljoen terugbetaald, zodat een spaaroverschot is behaald van f 31 miljoen te vergelijken met f 34 miljoen in 1963, Het spaaroverschot bij de Rijkspostspaarbank bedroeg f 22 miljoen en bij de banken aangesloten bij de Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht f 38 miljoen. 1822

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 32