Ook voor Nederland heeft het plan-Mansholt
enkele schaduwzijden. Het belangrijkste ge
volg zal zijn dat de prijzen van onze verede-
lingsprodukten zullen stijgen. Volgens de heer
Mansholt zal deze prijsstijging slechts 5%
belopen, maar menigeen vermoedt dat dit
percentage geen vergrote winstmarge voor
de veredelingsproducenten inhoudt. Dan rijst
uiteraard direct de vraag waarom de akker
bouwers wel meer mogen verdienen en de
veehouders en de boeren van de gemengde
bedrijven niet. Sterker nog, deze laatste cate
gorie zal zelfs met lede ogen moeten aanzien
dat de veredelingsproduktie in andere landen,
met name in Duitsland, verder tot ontwikke
ling wordt gebracht met steun van subsidies
die onder meer door de Nederlandse schatkist
zullen worden opgebracht. Die subsidiebijdra-
ge is bestemd voor landen die een verlaagde
graanprijs krijgen. De bijdrage die door de ge
meenschap moet worden betaald, is echter af
lopend en men zal daarom in die landen op
veredelingsproduktie moeten overschakelen.
Uiteraard ontstaan hieruit toenemende afzet-
moeilijkheden voor onze veredelingsproduk-
ten.ook al zullen de Duitse subsidies afnemen.
Schakelen de boeren in die landen minder
snel om op veredeling, dan betekent de steun
aan hen in feite een extra bijdrage voor eco
nomisch niet volwaardige bedrijven.
Wij hebben de indruk dat hier zich een mar
kant gevolg van de zich zeer traag ontwikke
lende structuurpolitiek in de E.E.G. uit. Een
gezonde landbouwontwikkeling in E.E.G.-ver
band, eist maatregelen die niet stroken met de
steunverlening welke bij doorvoering van het
plan-Mansholt aan de zwakkere akkerbouw
bedrijven in Duitsland, Luxemburg en Italië
verleend zal worden. De gevolgen van deze
maatregel zouden dan later, als er eenmaal
een gemeenschappelijke structuurpolitiek be
staat, weer bestreden moeten worden. In het
plan schuilen dus weinig bevredigende eco
nomische consequenties.
Er zijn nog andere Nederlandse bezwaren
tegen het Mansholt-plan. Duitsland is met de
afzet van zijn landbouw- en industrieproduk-
ten sterk aangewezen op de export. Naarmate
de graanprijsverhoging nu binnen de E.E.G.
een sterkere produktie-uitbreiding oproept,
zal de graaninvoer uit derde landen meer af
nemen. Dit betekent weer dat deze landen
minder deviezen ontvangen om hun import uit
de E.E.G. te betalen. Daarmee wordt onze
export dus indirect benadeeld.
Nu beweert dr. Mansholt dat de uitbreiding
van de graanproduktie in de E.E.G. slechts be
perkt zal zijn. Hij verwacht een min of meer
constante importbehoefte van 10 miljoen ton.
In deskundige kringen wordt deze schatting
echter sterk betwijfeld. Veel zal ook afhangen
van de uiteindelijk te realiseren richtprijzen
voor zuivel- en vleesprodukten. Als deze op
een relatief lager niveau worden vastgesteld,
zal de graanproduktie ook hierdoor sterk wor
den uitgebreid. Met name in Frankrijk ligt nog
een enorm grondareaal dat hiervoor benut
kan worden.
Tijdens de Brusselse marathon is het plan-
Mansholt nog niet aangenomen. Wel is over
eengekomen dat de vaststelling van de graan
prijzen voor de oogst-1964, die vóór 15 april
zal plaatsvinden, op het plan zal worden geba
seerd. Voorzover hierdoor de graanprijs in
bepaalde landen verlaagd zal worden, ver
wacht men dat de boeren in die landen tege
lijkertijd al een compensatie zullen ontvangen
van de Gemeenschap.
1811