3. Het voordelig premieverschil leidtertoe.dat eerst na 17 jaar in geval fa evenveel premie is betaald als in geval a. Voor de premiebetaling ad 222,25 gedu rende de resterende 13 jaren, ontvangt de verzekerde op de einddatum van de ge mengde verzekering 5.500, namelijk de gegarandeerde uitkering ad 5.000 en de geschatte winstbijschrijving ad 500. Wanneer we de premie van de laatste 13 jaren als spaarbedrag beschouwen, maakt verzekerde een rente van 8%. 4. Bij in leven blijven is aan premie betaald in geval a (T3Z) 15 x 252,20 3.783 in geval fa (GT3) 30 x 222,25 6.670 uitgekeerd wordt 5.500 ƒ1.170 ƒ2.613 Afgezien van rente over de 'spaarpremie' is geval fa dus 2.613 voordeliger. Het zal U bekend zijn, dat de T3Z gesloten tegen koopsom belangrijk voordeliger is, dan gesloten tegen jaarpremie. Voor geval a be draagt de koopsom 2.220. Uit bovenstaande moge blijken, dat de GT3 voor de verzekerde in het algemeen belang rijk voordeliger is dan T3Z.' Ons standpunt Tot zover de brief van de Boeren en Tuinders Levensverzekering. Alvorens hierop nader in te gaan, laten wij hier wat uitvoeriger het op de voorlichtingsbijeenkomsten ingenomen standpunt volgen. Bij de voorschot- en kredietverlening door de aangesloten boerenleenbanken heeft de le vensverzekering in combinatie met hypotheek actuele betekenis gekregen toen het mogelijk werd zogenaamde top-hypotheken teverstrek- ken, waarbij een risicopremie moet worden betaald. Deze door de voorschotnemer te be talen premie voor de extra risicodekking bij de Landbouwkredietverzekering 'Eindhoven' is namelijk lager ingeval voor tenminste het door de Landbouwkredietverzekering 'Eind hoven' te waarborgen bedrag een overlijdens- resicoverzekering gesloten is of zal worden. Voor de voorschotnemer komt het voorgaan de hierop neer, dat hij een levensverzekering kan sluiten op een voordelige basis, omdat hij daardoor een lagere premie voor de krediet verzekering kan bedingen. Of een voorschotnemer zich tegen het over- lijdensrisico moet verzekeren is een vraag, die de boerenleenbank in eerste aanleg niet behoeft te interesseren. Bij de behandeling van een voorschot- of kredietaanvrage zal het bestuur van een boerenleenbank op andere gronden een oordeel moeten vormen over de vraag of de uitlening verantwoord is of niet. Die andere gronden zijn de betrouwbaarheid en de vakbekwaamheid van de aanvrager, de levensvatbaarheid van het bedrijf, dan wel de duurzaamheid van de inkomensbron en de aanvaardbaarheid voor de bank van de te stel len zekerheid. Het voorgaande wil evenwel niet zeggen, dat een overlijdensrisicoverzekering voor de bank als vermogensverschaffer zonder betekenis is. Indien de eigenaar en leider van het bedrijf onverhoopt komt te overlijden, kan de inko mensvorming in het bedrijf ernstig worden aangetast of is het mogelijk, dat het bedrijf alleen met aanmerkelijk hogere kosten kan 1805

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 15