In het eerste geval zal de bank de overtollige geldmiddelen bij de Centrale Bank in reke ning-courant moeten plaatsen; in het tweede geval kan de bank op de Centrale Bank een beroep doen en de ontbrekende middelen als krediet verkrijgen. De boerenleenbank, die geldmiddelen over heeft en deze bij de Centrale Bank in reke ning-courant heeft geplaatst, kan daaruit be- leggings-uitzettingen doen ingevolge artikel 47 lid 4 onder e. Beleggings-uitzettingen mag een boerenleenbank slechts doen zo lang ten minste een-derde deel van de haar toever trouwde middelen bij de Centrale Bank in re kening-courant staat. Onder beleggings-uit zettingen worden in dit verband verstaan alle uitleningen, voorschotten en kredieten, die niet voldoen aan de bepalingen van artikel 47 lid 3. En om voor zodanige uitlening in aanmerking te komen, behoeft althans volgens de Statuten de aanvrager geen lid van de bank te zijn of te worden. Of het lidmaatschap statutair no dig is, hangt dus af van de vraag of het ver langde voorschot of krediet valt onder de be palingen van artikel 47 lid 3 van de Statuten, dan wel moet worden aangemerkt als beleg ging volgens artikel 47 lid 4 sub e. In het eerste geval is het lidmaatschap wel, in het tweede geval is het lidmaatschap niet vereist. De fiscale bepalingen Op grond van de achtste aanvullingsbeschik king vennootschapsbelasting 1942, komt een boerenleenbank in aanmerking voor een ver laagd tarief van de vennootschapsbelasting (thans 20%), indien zij de kredietverlening be perkt tot haar leden en over de eigen geld middelen geen uitdelingen doet. 1784 De boerenleenbank mag dus, op straffe van een hogertarief vennootschapsbelasting (thans 47%), alleen aan leden krediet verlenen. Nu wordt terzake van de achtste aanvullingsbe schikking onder kredietverlening verstaan het ter beschikking stellen van geldmiddelen, in de vorm van voorschotten of kredieten in lopende rekening, ten behoeve van een bedrijf. Dit betekent derhalve, dat aanvragers van voorschotten of kredieten, waarvan aangeno men moet worden, dat het geld voor bedrijfs- financiering zal worden aangewend, om fis cale redenen lid van de bank zullen moeten worden, ook indien de uitlening volgens de statutaire bepalingen als belegging moet wor den aangemerkt, omdat ze niet voldoet aan artikel 47 lid 3 van de statuten. Om een en ander duidelijk te maken: De boer, die een voorschot vraagt met een looptijd van 20 jaar voor aankoop van grond, moet lid van de bank zijn of worden, niet vol-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 41