Boerenleenbankpraktijk
Lidmaatschap
Een van de onderwerpen die op de voorlich
tingsbijeenkomst voor beheerders en kas
siers ter sprake zijn gebracht, is het lidmaat
schap van voorschot- en kredietnemers.
Het lidmaatschap van de plaatselijke boeren
leenbank staat open voor ieder, die aan de
statutaire bepalingen voldoet en dus ook voor
voorschot- en kredietnemers. Het komt even
wel steeds vaker voor, dat aanvragen voor
voorschotten of kredieten bij een boerenleen
bank worden ingediend door niet-leden. Veelal
hebben de aanvragers er geen bezwaar te
gen, indien de boerenleenbank hun toetreding
als lid van de bank verlangt, doch in vele ge
vallen zouden aanvragers geen lid geworden
zijn als de bank het niet had verlangd. Het
heeft dus zin, na te gaan in hoeverre het nood
zakelijk is, dat een aanvrager lid van de bank
wordt om voor het aangevraagde voorschot
of krediet in aanmerking te komen.
Er zijn drie gronden, waarop in verband met
het uitlenen van geld de eis van het lidmaat
schap kan worden gesteld:
1. de statutaire bepalingen;
2. de fiscale bepalingen waaraan de boeren
leenbank moet voldoen om voor het ver
laagde tarief van de vennootschapsbelas
ting in aanmerking te komen;
3. bijzondere omstandigheden of feitelijke si
tuaties, die het gewenst doen zijn, dat een
voorschot- of kredietaanvrager lid van de
bank wordt om voor de uitlening in aan
merking te komen.
De statutaire bepalingen
In artikel 47 lid 3 van de statuten wordt ver
meld, dat een der middelen waarmede de bank
conform artikel 2 lid 2 van de statuten haar
doel nastreeft, is gelegen in het verlenen van
voorschotten en kredieten aan leden ter in
standhouding of verbetering van hun bedrijf
of voor de uitoefening van hun beroep. Dit
artikel slaat dus op dat deel van de voorschot
en kredietverlening, dat de eigenlijke taak van
de bank is. De geldmiddelen, die de bank ter
beschikking heeft of verkrijgt, zullen dan ook
voorzover nodig in de allereerste plaats be
schikbaar gehouden moeten worden voor uit
leningen, die krachtens dit artikel worden ge
vraagd door leden. Indien een niet-lid een
voorschot of krediet vraagt als bedoeld in art.
47 lid 3, kan de aanvrager daarvoor slechts
in aanmerking komen als hij tevens in aan
merking komt voor het lidmaatschap en bereid
is lid van de bank te worden.
Het is denkbaar, dat de geldmiddelen van de
bank meer dan toereikend zijn om aan de
vraag naar voorschotten en kredieten volgens
artikel 47 lid 3 van de statuten te voldoen.
Evenzeer is denkbaar, dat de geldmiddelen
van een boerenleenbank niet toereikend zijn
ter voldoening aan deze vraag.
1783