De boerenleenbanken in 1963 Zowel de middelen als de uitzettingen van de boerenleenbanken gaven in het jaar 1963 een krachtige toeneming te zien. De toevertrouw de middelen namen toe met een bedrag van naar schatting 340 miljoen tot 2.665 mil joen. Daar kwam dan per 1 januari 1964 nog ongeveer 70 miljoen aan rente op spaarre keningen bij. De uitzettingen stegen met rond 200 miljoen en bereikten een bedrag van 1.400 miljoen, met inbegrip van effecten. Dit zijn voorlopige cijfers. Vermoedelijk zullen de definitieve gegevens er weinig van afwijken. Ook de hieronder volgende bijzonderheden hebben een voorlopig karakter. De spaartegoeden stegen in de loop van het jaar met 295 miljoen. Dit is een zeer grote toeneming ten opzichte van 1962, toen de aanwas 218 miljoen bedroeg. Na rentebij schrijving ad rond 70 miljoen beliep het spaartegoed aan het begin van het nieuwe jaar 2.437 miljoen. Bezien we de procentuele stijging van de spaartegoeden, exclusief rente (dus het spaar overschot in procenten van het spaartegoed aan het begin van het jaar), dan blijken de boerenleenbanken onderde traditionele spaar- instellingen voorop te lopen. Bij de R.P.S. stegen de tegoeden met ruim 7%, bij de algemene spaarbanken met krap 10%, bij de raiffeisenbanken met 12% en bij de boe renleenbanken met 14%. De procentuele stij ging was bij onze boerenleenbanken dus twee keer zo hoog als bij de R.P.S. Daarnaast was de stijging bij de handelsbanken weer veel sterker, naar schatting 19%. Deze instellin gen hebben de laatste maanden ook de sterk ste terugslag ondervonden. Blijkbaar zien veel spaarders bij handelsbanken hun spaartegoed in sterke mate als een tijdelijke belegging. De zeer sterke groei van de spaartegoeden hangt ten dele samen met min of meer toe vallige factoren, waarvan niet verwacht kan worden, dat zij zich in de toekomst opnieuw zullen voordoen. Als eerste factor kunnen wij noemen het vervallen van de wet op de ver vreemding van landbouwgronden met ingang van het jaar 1963. Dit heeft de prijzen van landbouwgronden, die tot dan toe aan offici ële maxima gebonden waren, sterk doen op lopen. Velen hebben hierin aanleiding ge zien om grond te verkopen. De opbrengst kwam dan veelal, zij het misschien tijdelijk, op een spaarrekening bij de boerenleenbank terecht. Een tweede factor ligt in de lage belasting aanslagen, die de landbouwers op gemengde bedrijven dit jaar ontvingen uit hoofde van de slechte bedrijfsresultaten van 1962. In niet weinig gevallen waren de definitieve aan slagen lager dan de voorlopige, zodat de fis cus geld teruggaf in plaats van vorderde. Voor het jaar 1964 kan, gezien de vrij gunstige be drijfsresultaten in 1963, het omgekeerde ver- 1756

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1964 | | pagina 13