Oorlogsschade wordt beperkt tot die schade, die het direct gevolg is van eenig oorlogsgeweld of daarmede direct samenhangt (b.v. plunderschade). Waardeering der schade. Het besluit staat op het beginsel, dal de verloren gegane zaken worden vergoed naar de waarde, die zij per 9 Mei 1940 hadden, dus het verschil in waarde van die zaken per 9 Mei 1940 direct voor de schade en de waarde van het restant dier zaken na de schade, eveneens naar de waarde per 9 Mei 1940. Dit neemt niet weg, dat voor verschillende zaken (bedrijfsgebouwen, be- drijfsinventaris enz.) een andere methode van waardeeren is voorgeschreven, doch altijd met dien verstande, dat het minimum bedrag der schade wordt gesteld op de verkoopwaarde per 9 Mei 1940, verminderd met de restant- waarde. Bedrijfsvoorraden. Voor de bedrijfsvoorraden wordt de vergoeding der schade beperkt tot de normale voorraden. Geen bijdrage in de schade wordt verleend voor hetgeen boven een normaal geachte voorraad aanwezig was. Huisraad. Voor de vergoeding van het huisraad enz. geldt, dat de maximum-ver goeding bedraagt de betaalde aankoopsprijs. verminderd met de redelijke afschrijving, doch tenminste de verkoopwaarde per 9 Mei 1940. Met luxu euze goederen wordt echter slechts tot een beperkt bedrag rekening ge houden. De totale bijdrage voor huisraadschade zal echter nimmer een bedrag van 10.000.te boven kunnen gaan. Voor huisraadschade geldt tevens nog een bijzondere minimumgrens. Deze grens wordt vastgesteld naar de norm van de huurwaarde van het huis, waarin het huisraad zich bevond. In een plattelandsgemeente bedraagt bij een huurwaarde van b.v. 200. per jaar de minimumvergoeding 1.350.bij een huurwaarde van 500. bedraagt de vergoeding 3.150.om tenslotte bij een huurwaarde van 1.100.of meer te stijgen tot 7.500. Deze volgens de norm van de huurwaarde berekende vergoeding wordt minimaal uitgekeerd, dus ook wanneer de verkoopwaarde per 9 Mei 1940 daar beneden zou liggen. De norm is zoodanig gesteld, dat de gedupeerde zich weer naar redelijke eischen overeenkomstig zijn rang en stand kan inrichten. Door de geheele regeling loopt dus wel als leidend principe, dat vergoe ding wordt gegeven naar de waarde per 9 Mei 1940. Aanvrage bijdrage in oorlogsgeweldschade. Ingeval van schade door oorlogsgeweld moet de gedupeerde ter verkrijging van de Rijksbijdrage een aangifte indienen bij de schade-enquête-commissie, binnen welker gebied de schade is voorgevallen. Voor de aangifte moet gebruik gemaakt worden van voorgeschreven formulieren, die bij de schade-enquête-commissie verkrijgbaar zijn. Indien oorlogsgeweldschade is ontstaan aan een onroerend goed, dat hypothecair is verbonden, dan dient ook de hypotheekhouder aangifte van de schade te doen en wel met gebruikmaking van formulier F 1. Ditzelfde is het geval indien roerende goederen tot meerdere zekerheid in pand zijn gegeven of door den schuldenaar tot meerdere zekerheid in eigendom zijn overgedragen (overdracht van vee tot meerdere zekerheid). 44

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Berichten' (CCRB) | 1944 | | pagina 8