41
woord van afscheid te wijden aan den Heer Van Dorth. Met groot leed
wezen heeft men vernomen, dat deze ongesteld is. De Heer Van Dorth werd
in 1933 tot Bestuurslid der Centrale Bank gekozen. Hij heeft het in hem
gestelde vertrouwen niet beschaamd. Reeds sinds 1903 werkzaam als Voor
zitter van het Bestuur der locale bank te Duiven, was hij bij uitstek op de
hoogte van de werking der locale banken. Het Bestuur heeft dan ook in
ruime mate geprofiteerd van zijn adviezen, waarvoor hem dank zi; gebracht.
Daarnaast willen wij hem gedenken als een welwillend, beminnelijk man,
die steeds gereed stond zijn naaste te helpen. De Voorzitter spreekt de
hoop uit, dat hij nog vele jaren in goede gezondheid zijn functie in de
locale bank zal blijven waarnemen en dankt hem uit aller naam voor het
geen door hem voor het boerenleenbankwezen, dat hem lief was, werd
gedaan.
De Voorzitter der vergadering stelt voor om uit aller naam aan den Heer
Van Dorth de woorden van den Voorzitter van het Bestuur schriftelijk
ter kennis te brengen, waartoe wordt besloten.
Vervolgens wordt de verkiezing van drie leden van den Raad van Toe
zicht ter vervulling van de vacatures, ontstaan door de periodieke aftreding
van de Heeren K. Eriks Azn. te Leeuwarden (in 1943 reeds afgetreden),
Prof. Dr. G. Minderhoud l.i. te Wageningen en C. S. van Beuningen te
Maarsbergen aan de orde gesteld en een stembureau gevormd. De Voor
zitter herinnert er aan, dat het vorige jaar de voorziening in de vacature
Eriks is aangehouden, omdat moeilijkheden waren gerezen. Deze zijn nog
niet opgelost blijkens een gisteren ingekomen schrijven van den Heer Y. K.
Tamminga, nummer één op de voordracht.
De Voorzitter van het Bestuur leest diens brief voor, waarin de Heer
Tamminga schrijft, dat hij zijn candidaatstelling ziet als een demonstratie
tegen het zitting-nemen van ambenaren in de diverse colleges van de bank
en dat het hem daarom niet mogelijk is bij een eventueele verkiezing deze
functie te aanvaarden.
Daarop vraagt de Heer H. L. Dedden te Steggerda, Afgevaardigde van
de Coöp. Landbouwersbank en Handelsvereeniging te Steenwijkerwold het
woord. Deze zegt, dat het in Friesland gebruik is, dat in de top-organisatie
bekwame ambtenaren worden benoemd; dat daarom voor deze speciale
vacature een van de meest-bekwame menschen in Friesland is gevraagd
als candidaat voor den Raad van Toezicht; dat de Directeur van de Coöp.
Zuivelbank te Leeuwarden reeds eerder op een aanbeveling werd geplaatst
en het niet van belang ontbloot is, dat een zeer deskundig man als de Heer
Kuperus, wordt gekozen, waarom hij derhalve gaarne zou zien, dat men
zijn stem uitbracht op den Heer Kuperus.
De Heer A. van Bruggen, Afgevaardigde van de Coöp. Boerenleenbank
te Warffum, vraagt, of de Heer Tamminga bekend was met het besluit van
de Centrale Ringvergadering, n.1. dat hij als nummer één geplaatst was op
de aanbeveling. Hij had in de vergadering van den Ring ,,Groningen-West"
den indruk gekregen, dat er geen vuiltje aan de lucht was; dat nu de ver
gadering voor een fait accompli wordt geplaatst en niet kan stemmen op
nummer één van de aanbeveling.
De Voorzitter antwoordt, dat de Centrale Ringvergadering reeds het
vorige jaar een principiëele beslissing nam en ook nu weer besloot den
Heer Kuperus niet op de voordracht te plaatsen, allerminst om persoonlijke,
maar om principiëele redenen; dat het niet de gewoonte is de personen
te voren te vragen of zij bereid zijn een eventueele benoeming te aanvaar
den, zulks om de Centrale Ringvergadering vrij te laten; dat de Heer
Tamminga zes weken geleden met overgroote meerderheid in de Centrale
Ringvergadering nummer één is geworden, waarvan het verslag een maand
geleden is rondgezonden.
De Heer Var. Bruggen meent, nu blijkt, dat de Heer Tamminga op het
laatste oogenblik te kennen heeft gegeven de candidatuur niet te ambieeren,