Spreekuren Juridische Afdeeling. 24 leenbanken, welke vooral in deze oorlogsjaren een aanzienlijk bedrag aan spaargelden van de landbouwbevolking tot zich trekken. Tenslotte wordt het volgende overzicht gegeven 'egoed bij Rijkspost Bijzondere Spaarbanken der einde spaarbank ^paarbanken in millioenen guldens) Boerenleenbanken (alles 1937 603 555 471 1938 679 562 480 1939 670 515 454 1940 516 437 441 1941 479 426 478 1942 530 480 600 (p.1.1.43) 1943 776 625 (raming) 873 873 Aan deze cijfers knoopt de schrijver van bovenbedoeld artikel dan de vol gende conclusie vast ,,Per einde 1943 is het totale spaartegoed gestegen tot ongeveer 2.300 ,,millioen, hetgeen een nieuw hoogterecord beteekent, vooral door de aan zienlijke stijging van het spaartegoed bij de boerenleenbanken, waarin de „verbeterde positie van den landbouw duidelijk tot uiting komt." Wij zijn het meer eens met een artikel in „De Zakenwereld" van 12 Febr. 1944, dat, de toename der spaargelden bij Rijkspostspaarbank en bijzondere spaarbanken besprekend, er o.a. op wijst, dat in tegenstelling met hetgeen in normale tijden als criterium voor de welvaart van een volk werd aan genomen, het thans een complex van op zichzelf tegenstrijdige factoren is, dat leidt tot de enorme stijging der spaargelden. ,,De verhoudingen (aldus „De Zakenwereld") liggen thans wel geheel „anders. Inderdaad verdient de bevolking meer dan voor den oorlog, maar „indien men van het standpunt uitgaat, dat het bezit aan geld op zichzelf „niet van doorslaggevend belang is, maar dat de basis van de volkswelvaart „ligt bij de ter beschikking staande hoeveelheid goederen, dan kan men toch „moeilijk alleen maar blij zijn met de vermeerdering der spaargelden." Wat hier opgemerkt wordt ten aanzien van de spaargelden bij de Rijkspost spaarbank en de bijzondere spaarbanken geldt o.i. ook voor de boerenleen banken. Men leze in dit verband een artikel van Prof. van Berkum in de „Econo misch Statistische Berichten" van 22 December 1943, waarin deze wijst op het steeds voortschrijdend proces van intering op den reëelen kapitaal goederenvoorraad, waarbij hij o.a. het volgende mededeelt „Éenig idee van den ernst van het vraagstuk voor ons land was te verkrij gen uit een, aan schrijver dezes ter inzage gegeven, niet voor publicatie „beschikbaar gesteld rapport, waaruit, op grond van uitvoerige berekeningen „door bij uitstek deskundigen, blijkt, dat alleen voor den Nederlandschen „landbouw, op basis van de prijzen van Mei 1940, de totale inkrimping van „het reëele kapitaal tot heden op 531 millioen moet worden gesteld. „De berekening omvatte het totale verlies uit hoofde van inkrimping van „den veestapel, de slijtage aan en de uitgestelde vernieuwing van machines, „werktuigen, gereedschappen en gebouwen, alsmede het kapitaalverlies „wegens verarming van den bodem." Hierdoor komt o.i. de enorme toename van de aan de boerenleenbanken toevertrouwde gelden in een ander licht te staan, dan de Nieuwe Rotter- damsche Courant er op laat schijnen. Vrijdag 14 April 1944 van 10 tot 12 uur v.m. te Leeuwarden, in een der lokalen der Friesche Biljartclub, Ruiterskwartier 57 (Achter het Gerechts hof), door Mr. W. H. Verloop. Te Alkmaar wordt spreekuur gehouden iederen tweeden Vrijdag van de maand in het Landbouwhuis, van 10 tot 12.30 uur v.m. door Jhr. Mr. J. C. Greven.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Berichten' (CCRB) | 1944 | | pagina 12