Zegelwet 1917. 11 Bij de beoordeeling der verzoeken tot aankoop van effecten houdt de Centrale Bank met deze beide factoren rekening. Intusschen is de geldstroom in 1943 in versneld tempo toe genomen. Dit blijkt uit de toename der spaargelden en credit-saldi in rek.crt. en uit de afname van het totaalbedrag der voorschot ten en debet-saldi in rek.crt., welke globaal geschat kunnen wor den resp. op 200 millioen en 50 millioen gulden. Het jaar 1943 was in deze oorlogsperiode dus wel het recordjaar van over vloed van geldmiddelen bij onze banken; het tegoed der banken bij de Centrale steeg van 216 millioen op 1 Jan. 1943 tot 430 millioen op 31 December. Dat de zorgen van onze boerenleenbanken en van onze Centrale in verband met den toestand op de geld- en kapitaalmarkt daar door verzwaard worden, behoeft geen betoog. Ondanks onze circulaires van 16 April en 10 Mei 1943 is ons gebleken, dat bij verschillende boerenleenbanken nog misverstand bestaat in hoeverre de bij haar in gebruik zijnde kasstukken ge zegeld moeten worden, zulks in verband met de resolutie van den waarnemend Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën, dat vanaf 15 April 1943 geen overtredingen meer behoeven te worden geconstateerd wegens het ongezegeld afgeven van chèque's, bewijzen van ontvangst en van crediteering. In verband met bovengenoemde resolutie is het niet langer noodig, dat navolgende stukken worden gezegeld 1 de aan de rekening-houder af te geven bewijzen van stor ting van gelden op zijn rekening in Grootboek III. 2°. de aan de rekening-houder af te geven bewijzen van credi teering, zijnde een kennisgeving dat zijn rekening voor een bepaald bedrag werd gecrediteerd, b.v. wegens overschrij ving op zijn rekening, ten verzoeke van een derde, stor ting op zijp rekening door een derde, bijgeschreven credit rente (ook boven 10. 3°, Door de rekening-houder op de bank getrokken chèque's. Als toelichting op het bovenstaande geldt nog het volgende Ad 1 Onder storting wordt niet uitsluitend verstaan een storting in contanten, maar ook een verzoek om ten verzoeke van den provincialen voedselcommissaris, de V.B.N.A. of ander bij de bank betaalbaar gesteld bedrag op de rekening over te schrijven. Ad 1° en 2°. Onder bewijs van ontvangst of crediteering is zoowel te verstaan een eventueel daarvan speciaal opgemaakte kwitantie of creditnota als de in het loopende-rekening-boekje

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Berichten' (CCRB) | 1944 | | pagina 11