doen om te controleren of de hypotheken
met behoud van rang zullen overgaan op
kavels met een voldoende waarde. Bij het
opmaken van het plan kunnen immers ver
gissingen zijn begaan. Vergissingen zijn bij
voorbeeld mogelijk, als de bank hypotheek
had op een gedeelte van het onroerend goed
van de kredietnemer. Een dergelijke hypo
theek gaat niet over op het gehele vastgoed
van de kredietnemer, maar op een in het
plan aan te geven gedeelte.
Hiernaast bestaat nog de mogelijkheid
dat de kredietnemer minder grondwaarde
krijgt toegedeeld dan hij heeft ingebracht.
Wij zullen de gang van zaken met een
voorbeeld toelichten. Veronderstel, dat de
„ruilverkavelingswaarde" van de door de
kredietnemer ingebrachte grond is vastge
steld op 50.000. Niet alle ingebrachte
gronden komen echter voor toedeling be
schikbaar. Een gedeelte is nodig voor de
aanleg van nieuwe wegen en waterlopen
en voor toewijzing aan openbare lichamen.
Hiertegenover komt wel weer extra grond
beschikbaar doordat wegen en waterlopen
in cultuur worden gebracht, als zij door de
ruilverkaveling overbodig zijn geworden.
Veronderstel nu, dat per saldo ieders in
breng met 8% moet worden gekort. Onze
kredietnemer heeft dan dus recht op toede
ling van gronden met een ruilverkavelings
waarde ad 46.000.
Het is evenwel niet altijd mogelijk om een
plan te maken, waarbij de toedeling aan
onze kredietnemer precies uitkomt op bo
vengenoemde ruilverkavelingswaarde van
46.000. In de ruilverkavelingswet is daar
om bepaald, dat een afwijking met 5% toe
laatbaar is. Voor een afwijking met meer
dan 5°/o is de toestemming van de eigenaar
en van de hypotheekhouder vereist. Zonder
hun toestemming kan dus de kredietnemer
in ons voorbeeld volgens het plan gronden
toegedeeld krijgen met een ruilverkave
lingswaarde ad 95V0 van 46.000, zijnde
43-7°°-
De bovenomschreven gang van zaken kan
bij een relatief hoge hypothecaire belasting
voor de bank zeer bezwaarlijk zijn. De
geldelijke vergoeding voor de aan openbare
lichamen toegewezen gronden wordt in
mindering gebracht op de door de eigena
ren gezamenlijk te betalen ruilverkavelings-
kosten. De geldelijke vergoeding in verband
met de bovengenoemde afwijking van het
recht op toedeling wordt echter recht
streeks met de eigenaar verrekend. De bank
doet er daarom goed aan om in voorkomen
de gevallen bezwaar te maken tegen het
plan van toedeling, ongeacht de vraag of
misschien ook de eigenaar bezwaar maakt.
Aan het bezwaar van de bank kan de ruil
verkaveling op redelijke wijze tegemoet ko
men door de geldelijke vergoeding voor de
minder toegedeelde grond bij de bank te
storten in mindering op de hypothecaire
lening. Zoals wij al opmerkten is de toe
stemming van de hypotheekhouder vereist,
indien de werkelijke toedeling kleiner is
dan 95% van het recht op toedeling. In
dergelijke gevallen kan de bank dus als
voorwaarde stellen, dat de geldelijke ver
goeding wordt aangewend voor aflossing
op de hypothecaire schuld.
Wellicht ten overvloede vermelden we nog,
dat het bovenstaande niet van toepassing is
op de ruilverkaveling bij overeenkomst. De
overeenkomst wordt immers door de hy-
1725