De naamloze vennootschap
I)e gedachte dringt zich op, dat het moge
lijk moet zijn samenwerkingsvormen te be
nutten waarbij risicodragend vermogen
wordt aangetrokken, dat niet behoort tot
het agrarische bedrijfsleven en de agrari
sche familievermogens. De meest specifieke
vorm van vermogenssamenwerking volgens
de bestaande wetgeving is de naamloze ven
nootschap. Wij kennen deze figuur hier te
lande in de eerste plaats als de meest ge
schikte vorm, waarin risicodragend en
winstdelend vermogen, afkomstig van ver
schillende deelnemers, wordt samenge
bracht voor de exploitatie van grote be
drijven in handel en industrie. Daarnaast is
deze rechtsvorm ook in de middenstands-
bedrijven niet ongewoon.
Vóór de vennootschapsbelasting in haar
huidige vorm werd ingevoerd, had deze
constructie ook fiscale voordelen, zodat zij
veelal boven het eenmansbedrijf werd ver
kozen. Thans zijn er in fiscaal opzicht eer
der bezwaren aan verbonden. Veelal kiest
de middenstander toch de naamloze ven
nootschap, om daarmee het voortbestaan
van het bedrijf als eenheid te waarborgen.
Min of meer gedwongen moeten dan de
genen, die alleen kapitaal verstrekt hebben
en in het beheer verder geen deel hebben,
bun vermogen bij vererving in de zaak la
ten. Hiertegenover ontvangen zij aandelen
in de naamloze vennootschap met de daar
aan verbonden rechten op winstdeling en
medezeggenschap. De gevallen waarin die
rechten slechts denkbeeldig zijn zullen ze
ker niet zeldzaam zijn.
Voor de kleine en middelgrote bedrijven
heft de constructie van de naamloze ven
nootschap de financieringsmoeilijkheden
niet op. Ook voor industriële bedrijven van
deze omvang blijft het een probleem, ver
mogen van buiten de familie aan te trek
ken. Hier te lande bestaat de Nederlandse
Participatie-Maatschappij, die juist ten doel
heeft aandelen in middelgrote bedrijven te
nemen. Toch zit hier de gedachte aan ze
kere tijdelijkheid voor: de Maatschappij
neemt aan, dat de zaken, waarin zij aande
len neemt, zich binnen afzienbare tijd zo
danig zullen ontwikkelen, dat zij de geno
men aandelen aan het publiek zal kunnen
verkopen.
In belangrijke mate is het kleine en middel
grote bedrijf voor risicodragend vermogen
aangewezen op zelffinanciering, op reserve
ring uit de winst. Is de winst groot genoeg,
dan slaagt deze financieringsopzet. De ban
kier zal daarop zijnerzijds misschien met
zijn financiering vooruitlopen, indien de
waarschijnlijkheid groot is, dat bij slechts
een korte periode hoeft te overbruggen.
Een expanderend middenstandsbedrijf kan
op die wijze tijdelijk met een tekort aan
eigen vermogen wel genoegen nemen, mits
de aldus gefinancierde bedrijfsverbetering
in ruime mate rendabel is. De te verwach
ten winsten zullen zo ruim moeten zijn, dat
zij binnen enkele jaren voldoende vermo
gensvorming zullen toelaten. Dat echter de
iiscale bepalingen sterk remmend op de
vermogensvorming werken, is bekend.
Samenvo er k ing n oodzak el ij k
Hoe staat het nu in de Nederlandse land
en tuinbouw, waarvan wij zo gaarne zeg-