Bedrijfstelling Deze maand wordt in ons land de derde dg emenc bedrijfstelling gehouden. De be drijfstelling vindt haar wettelijke basis in de Bedrijfstellingenwet van 1959. De orga nisatie van de telling is opgedragen aan het Centraal Bureau voor de Statistiek, terwijl de gemeentebesturen hun medewerking verlenen bij de uitvoering. De telling heeft betrekking op het gehele bedrijfsleven, met uitzondering van de agrarische bedrijven. Het doel van een bedrijfstelling is inzicht te geven in de structuur van het bedrijfsleven. Zij levert bijvoorbeeld gegevens op om trent het aantal bedrijven in een bepaalde bedrijfstak, de grootte van die bedrijven en hun geografische spreiding. Bovendien kan door vergelijking van de uitkomsten van de telling 1963 met die van 1950 een beeld worden verkregen van de ontwikke ling in deze periode. De uitkomsten zijn allereerst van belang voor het bedrijfsleven zeil, zowel voor de individuele ondernemers als voor de orga nisaties, bijvoorbeeld bij de marktanalyse. Verder worden de resultaten veelvuldig benut door gemeentelijke, provinciale en andere overheids- en semi-overheidsinstan- ties, zoals ten behoeve van de stadsontwik keling, de regionale planning, de industria lisatie en de welvaartsbevordering in het algemeen. Ook voor het wetenschappelijk onderzoek op economisch en sociaal gebied zijn de resultaten van groot belang. Ten behoeve van de telling ontvangt elke vestiging van een onderneming een vra genlijst. Deze vragenlijst wordt door het gemeentebestuur per post toegezonden of uitgereikt door een teller, die daartoe door het gemeentebestuur is aangesteld. Enkele dagen na ontvangst wordt de vragenlijst door een teller teruggehaald. De vragen lijst moet in een gesloten enveloppe aan de teller worden teruggegeven, zodat hij geen kennis kan nemen van de verstrekte gegevens. De ontvangen enveloppen wor den ongeopend door het gemeentebestuur aan het Centraal Bureau voor de Statistiek teruggezonden. Er worden 1S vragen gesteld, die beant woord moeten worden naar de toestand op 15 oktober 1963. Het beantwoorden van de gestelde vragen is op grond van de Bedrijfs tellingenwet verplicht. Gevraagd wordt onder meer naar de naam en het adres van de vestiging, de aard van het bedrijf, het aantal personen dat in de vestiging werkt en de omzetklasse, waartoe de vestiging behoort. Er wordt een beroep gedaan op de ondernemingen om de vragenlijst zo spoedig mogelijk in te vullen, zodat de tel ling in zo kort mogelijke tijd kan worden verricht. 1676

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1963 | | pagina 30