AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS Besparingen nemen sterk toe Nu de spaarcijfers van de eerste acht maanden van dit jaar bekend zijn, is het interessant om eens na te gaan hoe de ontwikkeling hiervan is geweest bij de verschillende spaarinstellingen en in het bijzonder bij de boerenleenbanken. In totaal werd er bij de traditionele spaarinstellingen f 1.006 miljoen gespaard tegen 747 miljoen in 1962. liet grootste aandeel hiervan werd geleverd door de bondsspaarbanken met 326 miljoen, gevolgd door de boerenleenbanken van de groep Utrecht met 269 miljoen. De F.indhovense boerenleen banken droegen 209 miljoen bij, terwijl de R.P.S. de rij sluit met 203 miljoen. Bij de R.P.S. was de spaaraanwas io°/o hoger dan verleden jaar. Dit was te danken aan een gunstige ontwikkeling in de eerste drie maanden van het jaar. In de maanden nadien waren de spaaroverschotten lager dan in de overeenkomstige maanden van 1962. Bij de andere spaarinstellingen verliep de ontwikkeling gunstiger. De grootste stijging vond plaats bij de landbouwkredietinstellingen. De groep Eindhoven spaarde in de eerste acht maanden bijna 45°/o meer dan verleden jaar. liet ziet er naar uit dat, indien deze ontwikkeling zich handhaaft, het record-overschot van het vorig jaar aanzienlijk wordt overtroffen. Bij de boeren leenbanken van Utrecht was de stijging groter. In vergelijking met 1962 was het spaaroverschot in de periode januari tot en met augustus ongeveer 60 0 0 hoger. Hierbij moet wel worden opgemerkt, dat het sparen bij deze instelling in de overeenkomstige periode van het vorig jaar was achtergebleven. Bij de algemene spaarbanken werd ongeveer 30% meer gespaard dan verleden jaar. Ook in september zijn weer gunstige spaarresultaten geboekt. Bij de boerenleenbanken aangesloten bij de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven werd 103 miljoen ingelegd en 79 miljoen terug betaald, zodat er een spaaroverschot kon worden genoteerd van 24 miljoen te vergelijken met 13 mil joen in 1962. De Utrechtse boerenleenbanken bereikten eveneens een hoger spaaroverschot. Volgens de voorlopige gege vens werd er 103 miljoen gespaard en 79 miljoen terugbetaald. Het spaaroverschot bedroeg derhalve 30 miljoen tegen 19 miljoen in 1962. Het spaarsaldo bij de R.P.S. was met 15 miljoen iets hoger dan in 1962, toen er 13 miljoen meer werd ingelegd dan terugbetaald. 1674

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1963 | | pagina 28