te aan een ruimer prijsbeleid heeft nu dus
weerklank gevonden.
Deze maatregel zegt natuurlijk nog niets
omtrent het prijsverloop van zuivelproduk-
ten in de verdere toekomst. We denken nu
met name aan de verdere uitbouw van de
Europese markt voor landbouwprodukten.
Er worden al geruime tijd onderhandelin
gen gevoerd over de gemeenschappelijke
zuivelpolitiek binnen de E.E.G. Men ver
wacht dat de zuivel verordeningen in 1964
in werking zullen treden. Maar dan zal de
vrijheid tot het nemen van nationale sub
sidiemaatregelen uiteraard worden beperkt.
Hoe hoog dan de melkprijs in Nederland
komt te liggen, valt nu nog niet te zeggen.
Overigens vallen de regelingen voor de
consumptiemelk vermoedelijk in eerste in
stantie nog huiten de zuivelverordeningen,
zodat het nog niet is te voorzien wanneer
hieromtrent volledige overeenkomst in
Brussel zal worden bereikt.
In dit verhand moge nog op een waarschu
wing van de minister worden gewezen. I Iet
gaat ons om datgene wat hij over het moei
lijke probleem van de aanpassing van het
aanbod aan de vraag heeft gezegd. Dit
komt neer op een bezwerend gebaar be
paalde produkties niet meer te doen toene
men dan uit hooide van de ontwikkeling
der afzetmogelijkheden gewenst is. Anders
zou het perspectief voor de toekomst ten
aanzien van bepaalde produkten wel eens
somber kunnen worden.
Deze duidelijke waarschuwing is wel op
zijn plaats. De agrarische produktie is de
laatste 10 jaar met ongeveer 50% gestegen,
als we de invloed van de prijzen buiten
beschouwing laten. Het probleem van
vraag en aanbod is uiterst belangrijk voor
het niveau van de prijzen. Relatief geringe
overschotten kunnen zeer belangrijke prijs
dalingen veroorzaken. De afnemende bete
kenis van het nationale afzetbeleid tenge
volge van de E.E.G.-ontwikkeling recht
vaardigt de uitspraak van de minister nog
eens extra. Suggesties in verband met dit
vraagstuk geelt de Memorie van Toelich
ting echter niet.
Geld voor het Fonds
Ook de structurele ontwikkeling is voor
minister Biesheuvel een basis voor zijn be
leid. Daartoe zijn diverse bedragen op de
begroting verhoogd. Zo is voor cultuur
technische maatregelen 164,6 miljoen uit
getrokken. Dat is ruim 23 miljoen meer
dan voor 1963. Ten behoeve van het onder
wijs, het onderzoek en de voorlichting in
de landbouw is in totaal 5,7 miljoen extra
uitgetrokken.
Over het Ontwikkelings- en Saneringsfonds
voor de Landbouw zijn we niets wijzer ge
worden. Het fonds zal over 25 miljoen
kunnen beschikken en de minister ver
wacht, dat dit voldoende zal zijn voor 1964.
Met dit bedrag zullen de activiteiten van
het Fonds met betrekking tot bedrijfsver-
groting, aanpassing van de bedrijfsstruc
tuur en bedrijfsbeëindiging worden gefi
nancierd.