terdam, werd zelfs door haar vijanden met Bandietenkas betiteld. Veel van deze nieuwe instellingen maakten het niet lang. Toch kan men achteraf zeggen, dat zij het spits hebben afgebeten, want de kort na derhand opgerichte wel levensvatbare ban ken hebben er veel van overgenomen. De Ro haver Toen dan in 1863 de Rotterdamschc Bank werd opgericht, vermeldde de oprichtings circulaire dat de nieuwe bank gelden a de posito zou opnemen tegen vergoeding van rente. Zij zou alle bank- en geldoperaties in de ruimste zin verrichten en met name voorschotten verstrekken op de handel met Nederlands-Indië. Vanaf 1864 gaf de bank gelegenheid tot het openen van lo pende rekeningen. Spoedig was een belang rijk deel van het kapitaal in rekening-cou rantkredieten gestoken. Deze uitbreiding van de zaken der ban k in het binnenland riep veel verzet op, vooral van de Rotter damse kassiers, maar dit heeft niet verhin derd dat de ontwikkeling in dezelfde rich ting verder bleef gaan. Wel bleven de to tale toevertrouwde middelen nog lange tijd beneden het eigen kapitaal van de bank; clit achtte men een eis van voorzichtigheid. Eerst in 1897, na l'e grote depressie in de landbouw, begon een nieuwe ontwikke lingsfase en groeiden de toevertrouwde middelen steeds meer boven het kapitaal uit. In 1911 ging de Rotterdamsche Bank een lusie aan, waaruit zij onder de naam yan Rotterdamsche Bankvereeniging als op één na grootste bank van het land tevoor schijn kwam. Van dat jaar dateert de be kende afkorting Robaver, waarmee de Rot terdamsche Bank ook nu in de wandeling nog wordt aangeduid, alhoewel de bank al sedert 1947 weer de oude naam van Rot terdamsche Bank draagt. De hoer op Na de tweede wereldoo rlog is er voor het hele bankbedrijf een nieuwe periode be gonnen. Beperkten de banken voorheen hun activiteit grotendeels tot de kring van handel en industrie, na de oorlog hebben zij in groeiende mate de klandizie van het grote publiek gezocht. De oudste in leven zijnde directeur van de Rotterdamsche Bank drukte het bij gelegenheid van het jubileum aldus uit, dat de tijd van deftig- heid en wachten voor de bank voorbij is. De bankier kan niet langer thuis blijven zitten en wachten tot de klanten komen, hij moet aan de weg timmeren. De concur rentie is verscherpt en dat is een goed ding, want zonder concurrentie kan het bank wezen op den duur niet bevredigend func tioneren. Maar dit betekent wel, dat elke bank in de weer moet zijn om klanten te behouden en nieuwe klanten te winnen. Dit geldt niet alleen voor de grote banken, maar zo mogelijk in nog sterkere mate voor het kleine bankwezen, zoals dat in ons land voornamelijk in de organisaties van boeren leenbanken zijn vorm heeft gevonden. De bankier moet niet stilzitten, bij moet de boer op, in figuurlijke zin en bijwijlen ook in letterlijke zin. En wie zou deze aan sporing meer ter harte moeten gaan dan onze boerenleenbanken

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1963 | | pagina 9