Kassiers en bankiers
Honderd jaar geleden, op 27 mei 1863,
werd de Rotterdamsche Bank opgericht.
Het bankwezen in ons land had toen al een
lange geschiedenis achter zich, maar het
zag er wel heel anders uit dan op het ogen
blik, nu wij honderd jaar verder zijn. De
Rotterdamsche Bank heeft de goede ge
dachte gehad een gedenkboek te laten
schrijven door een bekend historicus, ech
ter niet om daarin nu eens uitvoerig uit
de doeken te doen hoe het met deze bank
zelf gegaan is. Dat zou maar een beperkte
kring van mensen interesseren. Maar zij
heeft zich afgevraagd hoe het toch te ver
klaren zou zijn, dat er juist in die jaren de
jaren zestig van de vorige eeuw, vrij plot
seling grote activiteiten ontplooid werden
in het Nederlandse financiële leven en ook
in andere delen van de economie. De op
richting van de Rotterdamsche Bank is
daarvan eigenlijk maar een symptoom. Zij
heeft deze vraag voorgelegd aan professor
Brugmans en dat is dan ook grotendeels
het onderwerp van het boek.
Professor Brugmans wijst erop, dat Ne
derland in die jaren verkeerde in een pe
riode van modernisering en bloei. I)e oude
tijd, zegt hij, met zijn windmolens, post
wagens en trekschuiten, was voorbij. Fa
brieksschoorstenen begonnen een normaal
onderdeel van het landschap te worden. Er
was een middenstand in opkomst; van te
voren bestond die eigenlijk niet. Met de
toeneming van de handel en de opkomst
van de industrie werd de beboette aan een
meer ontwikkeld bankwezen groter.
Bankiers waren er al wel lange tijd, maar
zij werkten vooral met eigen geld en be
dienden voornamelijk de vorsten en andere
machthebbers en grondbezitters. De grote
handelaars verleenden wel krediet aan hun
afnemers, zoals ook nu nog. Maar de vol
ledig ontwikkelde bank, zoals wij die nu
kennen, die gelden van het publiek aan
neemt en deze weer uitzet in het bedrijfs
leven, stond nog in de kinderschoenen.
De kassiers
Men kan zich op het ogenblik niet goed
meer voorstellen hoe primitief in onze
ogen de financiële zaken veelal werden
afgewikkeld. Zelfs bankbiljetten, uitgege
ven door de in 1814 in het leven geroepen
circulatiebank, werden met wantrouwen
bezien. Tot 1825 bleef de omloop zo ge
ring. dat de bankbiljetten met de pen kon
den worden ingevuld. Het w as algemeen
gebruikelijk dat betalingen werden gedaan
in zakken munten, zelfs bij de groothan
del. Wie veel geld ineens in ontvangst
moest nemen, had daar dan ook geen licht
karweitje aan. Voor de gelddragers in Rot-
1617