AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS
April minder spectaculair dan het vorig jaar
De maand april is voor de boerenleenbanken minder spectaculair geweest dan het vorig jaar. De traditio
nele daling van de toevertrouwde middelen is in deze maand geringer geweest dan in de overeenkomstige
periode van het vorig jaar. Zoals uit de hiernevens afgedrukte balansen blijkt, daalden deze middelen
met slechts 2 miljoen, tegen 6 miljoen in 1962. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat als gevolg
van het koude voorjaar in 1962 en de late Pasen in die periode er minder werd gestort dan terugbetaald.
Dit jaar was het spaarsaldo positief. De rekening-courantsaldi vertoonden echter een iets grotere daling
dan in de overeenkomstige periode van het vorig jaar. Namen deze in 1962 af met ruim 5 miljoen, in
1963 werd een teruggang genoteerd van 6 miljoen. De mogelijkheid is niet uitgesloten dat deze gro
tere daling tot stand is gekomen door de verschuiv ing die heeft plaats gevonden in de oogstvoorbereiding.
De uitzettingen in eigen kring vertonen een overeenkomstig beeld. Ook hier zien wij dat de stijging ge
ringer is dan het vorig jaar. Als gevolg van reeds vermelde factoren waren de kredieten in 1962 gestegen
met 4 miljoen. Dit jaar namen zij ten opzichte van de maand maart toe met nog geen miljoen. Hier
tegenover stegen de voorschotten in de verslagmaand sterker. Kon vorig jaar melding worden gemaakt
van een stijging van 15 miljoen, dit jaar kon een netto-stijging worden geregistreerd van 16 miljoen.
Spaar beweging
In de spaarbeweging bij de boerenleenbanken komt nog steeds geen verandering. Deze blijft zich gunstig
ontwikkelen. Ook het sparen in de maand mei vormt hierop geen uitzondering. In deze maand werd 113
miljoen gestort en 92 miljoen terugbetaald, zodat een spaaroverschot werd bereikt van 22 miljoen,
hetgeen 5 miljoen meer is als in mei 1962 toen er 17 miljoen werd gespaard. Volgens de voorlopige
gegevens beliep het spaarresultaat bij de Utrechtse boerenleenbanken 39 miljoen terwijl bij de R.P.S.
f 30 miljoen meer werd gestort dan terugbetaald.
1574
